de insider
Deze bladzijde is met opzet leeg gelaten
Ava McCarthy
De insiDer
De Fontein
Oorspronkelijke titel:
The Insider
© 2008 Aiveen McCarthy
© 2009 voor deze uitgave: Uitgeverij De Fontein, Postbus 1, 3740 AA
Baarn
Vertaald uit het
Engels door: Anne Jongeling Omslagontwerp: Studio Jan de Boer,
Amsterdam Zetwerk: Het Vlakke Land, Rotterdam
isbn 978 90 261 2771 7
nur 332
www.defonteinboeken.nl
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch, door geluidsopname- of weergaveapparatuur, of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
1
Harry stond op het punt iets te doen waarvoor ze in de gevangenis kon belanden. En ook al was dat niet ongebruikelijk in haar werk, toch zat ze nu met klamme handen.
Ze schoof haar beker koffie opzij en keek naar de glazen deuren van het gebouw aan de overkant van de straat. Haar ogen traanden in de felle aprilzon. De eerste keer dat ze zoiets ondernam was op haar dertiende, en ze was er bijna voor gearresteerd. Maar dit keer zou ze ermee wegkomen.
Aan de overkant zwaaiden de deuren open en ze schoot met een ruk overeind. Het was alleen maar de motorkoerier die naar buiten kwam. De enige bezoeker in de afgelopen twintig minuten. Harry schoof heen en weer op het harde aluminium van haar stoel. Geheid dat haar rug er straks uit zou zien alsof er een luxaflex in was gebeiteld.
‘Wil je nog iets bestellen?’
De café-eigenaar, zo gedrongen als een buldog, stond vlak voor haar met zijn armen over een vlekkerig schort gekruist. De boodschap was duidelijk. Het was lunchtijd en ze hield het tafeltje op het terras al bijna een uur bezet. Tijd om te vertrekken.
‘Ja, graag.’ Ze schonk hem haar liefste lachje. ‘Spa rood, alstublieft.’
Hij zette haar koffiekopje op een dienblad en slofte weer naar binnen. De deuren aan de overkant zwaaiden nogmaals open en nu stapten er vijf jonge vrouwen naar buiten, gekleed in identieke, blauwgroene uniformen. Ze slenterden over de stoep en namen om de beurt een trekje van één enkele sigaret, als duikers die hun laatste persluchtfles deelden. Harry kneep haar ogen tot spleetjes om hun gezichten te bekijken. Ze waren stuk voor stuk te jong.
Ze leunde naar achteren en zette haar voeten naast elkaar op de grond. Ze had de hele tijd met haar benen over elkaar gezeten en nu prikte haar panty onder haar donkerblauwe pakje en had ze kramp in haar enkels gekregen. ’s Morgens had ze nog lopen dubben of ze gewone platte schoenen aan zou trekken of die met het hakje en de gouden gespen, en zoals gewoonlijk was ze weer gezwicht voor het glimmende werk. Hopelijk hoefde ze de komende drie kwartier niet te rennen.
Terwijl ze haar voeten probeerde te ontspannen, luisterde ze naar het gekletter van bierfusten die in een nabijgelegen steeg werden gelost. Door de open cafédeur kwam de geur van verschaald bier naar buiten, muf als rottend fruit. Pal voor haar neus bleef een bus stilstaan en blokkeerde haar uitzicht op de deuren.
Shit, ze had op die bushalte moeten letten voordat ze hier ging zitten. De motor ronkte stationair terwijl de passagiers een voor een uitstapten. De lucht trilde door de hete dieseldampen zodat de bus en het gebouw erachter bibberden als in een fata morgana.
Jezus, had heel Dublin soms in die bus
gezeten?
Ze probeerde door de stoffige ruiten heen het gebouw aan de
overkant in de gaten te houden, maar het enige wat ze kon zien was
het bovenste gedeelte van de deurpost. Het zonlicht werd blikkerend
weerspiegeld in het metaal toen de deuren weer open gingen, maar
Harry kon niet zien wie er naar buiten was gekomen.
Ze schoof haar stoel achteruit en liep op een drafje een paar meter
verderop totdat ze de entree weer goed kon zien. Het trottoir was
leeg.
Harry keek op haar horloge. Het werd al laat, maar het was te
riskant om haar volgende stap te nemen. Vooralsnog.
De buschauffeur gaf gas om zich weer tussen het verkeer te voegen.
Met gebalde vuisten wachtte Harry tot hij weg was. Toen ze weer
goed zicht had, zag ze hoe een vrouw halverwege de straat in
tegenovergestelde richting van de meisjes liep. Ze was ouder dan
zij, eind veertig of ergens daaromtrent, en ze was alleen. Ze bleef
stilstaan bij het zebrapad en keek naar rechts en naar
links.
Harry’s vingers ontspanden zich. De blonde highlights in haar
kapsel waren nieuw, maar verder zag ze er precies zo uit als de
foto op haar website.
Ze wachtte tot de vrouw weg was, wierp wat muntgeld op tafel en
stak de straat over.
Het was een stuk koeler en rustiger aan de andere kant van de glazen deuren. Harry liep op de receptioniste af en nam ondertussen de omgeving in zich op. Er stond een lage tafel met zakelijke tijdschriften tegen de ene muur. Links zag ze dubbele, grote glazen deuren en rechts van haar hetzelfde. De enige ontsnappingsroute, mocht ze die nodig hebben, was via dezelfde weg als waarlangs ze was binnengekomen.
Harry produceerde weer een glimlachje uit haar repertoire; de afgemeten grimas van een drukbezette zakenvrouw die geen tijd had voor grapjes.
‘Goedendag, mijn naam is Catalina Diego,’ zei
ze tegen het meisje achter de balie. ‘Ik heb een afspraak met
Sandra Nagle.’
Het meisje hield haar blik strak op het beeldscherm gericht. ‘Die
is gaan lunchen.’
‘Maar ik zou haar hier om halftwaalf treffen.’
Het meisje kauwde op het uiteinde van haar potlood en trok haar
schouders op. Haar lippen waren slordig gestift met roze lipgloss
waarvan een beetje op haar potlood terecht was gekomen.
Harry boog zich iets verder over de balie. ‘Ik organiseer de
training voor de helpdesk. Hoe lang blijft ze weg?’
Het meisje haalde haar schouders weer op en klikte met de muis van
haar computer. Harry wilde hem wel uit haar handen rukken om ermee
op haar knokkels te rammen.
‘Ik kan hier niet zomaar blijven rondhangen,’ zei Harry. ‘Ik zal
zonder haar moeten beginnen.’
Ze draaide zich om en liep naar de deuren aan de linkerkant, alsof
ze precies wist waar ze moest zijn. De receptioniste kwam half
overeind uit haar stoel en het potlood viel kletterend op haar
bureau.
‘Ik ben bang dat ik u niet zomaar naar binnen mag laten zonder
toestemming van mevrouw Nagle.’
‘Luister eens…,’ Harry keerde zich om en keek op het naamplaatje
van het meisje. ‘…Melanie. Het heeft me een maand gekost om deze
training op poten te zetten. Als ik nu wegga, kom ik pas weer over
een maand terug. Wil je soms dat ik Sandra uitleg hoe het kwam dat
ik niet kon beginnen?’
Harry hield haar adem in en zette zich schrap. Als iemand haar op
die manier had proberen af te bluffen, had diegene wat kunnen
meemaken. Maar Melanie knipperde alleen maar met haar ogen en liet
zich weer in haar stoel vallen. Harry nam het haar niet kwalijk.
Die ochtend had ze Sandra voor het eerst gesproken toen ze de bank
belde als zogenaamde rekeninghouder met een klacht. Haar naam en
foto had ze op de site van de bank gevonden, op de pagina waar hoog
werd opgegeven over hun ongeëvenaarde klantenservice. Nadat ze haar
twee minuten aan de lijn had gehad, was Harry tot de slotsom
gekomen dat de vrouw een kreng was en het zag ernaar uit dat
Melanie die mening deelde.
Melanie slikte en schoof een bezoekerslijst over de balie. ‘Goed
dan, maar dan moet u zich eerst intekenen. Hier uw naam, en de
datum, alstublieft.’
Harry voelde iets opfladderen in haar maag toen ze de gegevens
neerkrabbelde. Melanie gaf haar een badge en wees naar de deur
links van Harry.
‘Die kant op. Ik doe wel even open.’
Harry bedankte haar en gaf zichzelf in gedachten een pluim. Ze
herinnerde zich de pluimen van haar vader als het haar was gelukt
om te bluffen met poker. ‘Niks lekkerder dan die overwinningsroes
met een lege hand,’ had hij met een knipoogje gezegd.
Een lege hand was het zeker. Ze bevestigde de badge aan haar revers
en liep op de deuren af. Het veiligheidsslot zoemde en op de
scheidingswand ging een groen lampje branden. Ze rechtte haar rug
en duwde de zware deuren open. Ze was binnen.
2
Leon Ritch had al acht jaar niets meer van de Profeet gehoord, en hij had vanuit de grond van zijn hart gehoopt nooit meer iets van hem te horen. Hij krabde aan zijn baard van twee dagen en las het mailtje nog een keer.
Misschien was het een grap. Iedereen kon ondertekenen met ‘De Profeet’, toch? Hij controleerde het adres van de afzender. Dat was anders dan de laatste keer, maar net zo vreemd: an763398@anon.obfusc.com. Hij overwoog nog even om het te traceren, maar wist al bij voorbaat dat dit geen zin had. Het laatste adres van de Profeet was herleid naar een remailersysteem. Een dood spoor. Wie het dan ook was, hij wist beslist hoe hij zijn identiteit verborgen moest houden.
Behalve hij waren er nog drie anderen op de hoogte van het bestaan van de Profeet. Een daarvan zat in de gevangenis en een andere was dood. Dan bleef alleen Ralph nog over.
Leon toetste een nummer in dat hij al heel
lang niet meer gebeld had. ‘Met mij,’ zei hij.
‘Sorry, met wie?’
Leon hoorde het geroezemoes van mannenstemmen op de achtergrond.
Waarschijnlijk zat Ralph in een vipmeeting van de bank, waar hij
zich met zijn ellebogen een plekje moest zien te verwerven op een
bedrijfsborrel. Ooit had hij zelf furore gemaakt in die wereld.
‘Doe niet zo lullig, Ralphie.’
Hij hoorde de mannen bulderend lachen, maar het geschater dimde allengs totdat het was getemperd tot een holle echo. Het klonk alsof Ralphie-Boy zich op het herentoilet had teruggetrokken.
‘Is het daar beter?’ vroeg Leon.
‘Waar ben jij in vredesnaam mee bezig?’
‘Ik wilde gewoon een oude vriend bellen. Het is echt een dag voor
een
stem uit het verleden.’
‘Waar heb je het over? Ik had je gezegd nooit
meer contact met me op te nemen.’
‘Ja, ja, ik weet het wel. Luister ’es, Ralphie-Boy, ben je vlak bij
je bureau?’
‘Ik zit midden in een bestuursvergadering en ik kan
niet…’
‘Mooi zo. Ik stuur nu een mail naar je privéadres. Ga ’m
lezen.’
‘Wat? Ben je gek geworden?’
‘Doe het nou maar gewoon. Ik bel je over vijf minuten
terug.’
Leon hing op en ging weer achter zijn pc zitten. Hij klikte het
mailtje opnieuw aan en stuurde het door naar Ralphs
adres.
Hij draaide zijn bureaustoel en staarde door het raam naar de
glasbakken en vuilniscontainers die in een rijtje op de kleine
parkeerplaats achter zijn kantoor stonden. Pal tegenover hem zag
hij de smerige achterkant van het plaatselijke Chinese
afhaalrestaurant, De Gouden Tijger. Een chique naam voor een
ranzige aanslag op je gezondheid.
Een jonge Chinees in een witte overall kwam uit de achterdeur
gestapt en smeet een zak met god weet wat voor troep in de
vuilnisbak onder Leons raam. Hij trok zijn neus op bij de
knoflookwalm en zijn maag trok samen. De meeste winkeleigenaren
hadden dezelfde smerige lucht om zich heen hangen; als ze met hun
papieren langs waren geweest was Leons kantoortje doortrokken van
hun geur. Zijn maagzweer speelde gemeen op.
‘Rijke Leon,’ hadden ze hem vroeger genoemd. Hij werkte zestien uur
per dag en sloot de grootste deals af. Hij was toen een echt grote
jongen, met miljoenen op zijn bankrekening en een trofeebruidje aan
zijn arm. Zijn huwelijk van twintig jaar lag inmiddels in de goot,
naast zijn reputatie en zijn banksaldo.
Leon kneep zijn ogen dicht. Als hij aan zijn huwelijk dacht, moest
hij ook meteen aan zijn zoon denken, en dat was nog erger dan die
maagzweer. Hij concentreerde zijn aandacht op de brandende pijn in
zijn maagwand, en probeerde het beeld van Richard, zoals hij hem
die ochtend op het treinstation had gezien, uit zijn gedachten te
bannen. Het was bijna een jaar geleden dat hij zijn zoon voor het
laatst had gesproken.
Hij had de hele nacht zitten pokeren en was met de metro naar
kantoor gegaan, als haringen in een ton met de rest van de
forenzen. Hun afkerige blikken vertelden hem wat hij al wist: dat
zijn ogen roodomrand waren, zijn adem stonk en de bacteriën onder
zijn oksels een orkaan uitwasemden.
Zijn wagon stopte bij een kluwen schooljongens op het perron bij
Blackrock. Hij had wezenloos door het raam naar ze staan kijken. En
toen stokte de adem in zijn keel. Donker haar, ronde ogen,
sproetjes als modderspatten. Richard. De passagiers drongen zich
voor hem langs, maar hij had hen met zijn ellebogen opzij geduwd om
nog een blik op zijn zoon te kunnen werpen. Doordat hij een kop
groter was dan de rest van de jongens, was hij makkelijk te zien.
Hij was lang geworden. Leon voelde zijn borst opzwellen. De jongen
zou net zo lang worden als zijn moeder, en niet gedrongen zoals
hijzelf.
Leon had zich nog dichter naar de deur gemanoeuvreerd. De voorste
van Richards vrienden wurmde zich al de wagon in, en van dichtbij
kon hij het embleem van het Blackrock College op zijn blazer zien.
Leon fronste zijn wenkbrauwen. Maura had er niets over gezegd dat
Richard naar een andere school was gegaan. Maar hij had haar dan
ook al een hele tijd niet meer gesproken. Hij vroeg zich af wie het
schoolgeld betaalde.
Nu stond Richard ook bij de deur. Leon richtte half zijn arm op en
wilde net zijn aandacht trekken, toen hij het deftige accent van
Richards vrienden opmerkte. Op hetzelfde moment werd hij zich
bewust van de zurige lucht van zijn kleding, de vlekken op zijn
windjack en zijn ongeschoren kin. Zijn hand bleef midden in de
lucht steken.
‘Richard!’
De jongen draaide met een ruk zijn hoofd om en keek naar het perron
achter hem. Leon liet zijn arm langs zijn lichaam vallen en keek
door het raam naar buiten. Er rende een blonde man van in de
veertig op de trein af. Hij was gekleed in een donkere, wollen
overjas en had een rode sporttas in zijn hand. Hij gaf de tas aan
Richard en woelde de jongen nog even door zijn haar. Leon zag een
brede glimlach op het gezicht van zijn zoon verschijnen, en hij
voelde een scherpe steek in zijn maag, alsof hij net een handvol
glasscherven had ingeslikt. Langzaam had hij zich omgedraaid en was
door de menigte naar de andere kant van de wagon geschuifeld. Daar
was hij blijven zitten, aan het oog onttrokken, totdat hij er zeker
van was dat zijn zoon weer was uitgestapt.
Hij schrok op bij het gerinkel van flessen. Op de parkeerplaats buiten was de jonge Chinees weer verschenen, dit keer om de ene na de andere glazen pot in de glasbak te kieperen. Leon wreef over zijn gezicht en haalde diep adem om die pijnlijke knoop uit zijn maag te krijgen. Misschien moest hij zich morgen maar eens fatsoeneren. Misschien ging hij Richard wel opzoeken.
Hij keek op zijn horloge. Tijd om Ralphie-Boy
opnieuw te bellen. Hij schraapte zijn keel en toetste het nummer
in.
‘Heb je het al gelezen?’ vroeg hij zodra Ralph opnam.
‘Wat is dit voor zieke grap?’
‘Je haalt de woorden uit mijn mond.’
‘Denk je soms dat ik dit naar je heb gestuurd? Ik wil hier niets
mee te maken hebben.’ Hij klonk alsof hij een droge mond
had.
‘Wat scheelt eraan, Ralphie? Ben je bang?’
‘Natuurlijk ben ik hartstikke bang. Er staat voor mij veel op het
spel, meer dan voor jou.’
Leon klemde zijn vingers steviger om de hoorn. ‘En acht jaar
geleden heb je dat allemaal kunnen behouden dankzij mij, laten we
dat niet vergeten, oké?’
Ralph slaakte een zucht. ‘Wat wil je precies van me, Leon? Nog meer
geld soms?’
Goede vraag. In eerste instantie wilde hij er alleen maar zeker van
zijn dat Ralph deze mail niet had verstuurd, maar nu kwam er een
andere gedachte in hem opborrelen.
‘Dus je hebt de mail gelezen?’ vroeg Leon.
‘Ja. Hij schrijft dat het meisje het heeft. Nou en?’
‘Nou, misschien wil ik het wel terug.’
‘Denk je dat ze je het zomaar zal geven? En wat nou als hij ernaast
zit?’
‘De Profeet heeft nog nooit ergens naast gezeten,’ zei Leon. ‘En
hij heeft het bewijs, zegt-ie.’
‘Wat mankeert jou toch? Wil je soms dat we allebei in de gevangenis
belanden?’
Leons blik gleed weer naar het raam. Misschien was het achteraf
bezien niet eens zo verkeerd om een bericht van de Profeet te
krijgen. Misschien was dit zijn kans om weer op te
krabbelen.
‘Ik weet misschien wel iemand,’ zei Leon. ‘Ik heb al vaker met die
gast gewerkt. Hij kan het oplossen.’
‘Dit bevalt me voor geen meter.’
‘Dat hoeft ook niet, Ralphie.’
Leon smeet de hoorn op de haak en wierp weer een blik naar buiten.
Dit keer was hij blind voor de graffiti op de muren en de
uitpuilende vuilnisbakken. Hij zag voor zich hoe hij pas geschoren,
tien kilo lichter en gekleed in een Italiaans kostuum aan het hoofd
van een vergadertafel zat. Hoe hij een smaakvolle wollen overjas
droeg en Richard toejuichte tijdens een rugbywedstrijd op school.
Leon knarsetandde en balde zijn handen tot vuisten.
Dat meisje had iets wat van hem was en hij wilde het terug.
3
‘Goedemiddag,
met de Sheridan Bank…’
‘…er is niets te vinden bij uw transacties, meneer Cooke. Zal ik
een ander rekeningnummer van u proberen?’
De lucht gonsde van zo’n dertig verschillende gesprekken door elkaar. De meeste stemmen waren vrouwelijk en ze vulden de ruimte als beleefd zoemende hommeltjes. Harry liep tussen de bureaus door, elk daarvan afgeschermd door een blauwe scheidingswand, en luisterde met een half oor naar de telefonerende meisjes. Ze had zelf ook een rekening bij Sheridan. Misschien moest ze hierna maar van bank veranderen.
Er waren genoeg lege bureaus, maar Harry wilde er een achterin. Ze liep naar de andere kant van het vertrek en wist een leeg bureau in de hoek te bemachtigen. Ze legde haar tas op de stoel en wachtte totdat het meisje met het ronde gezichtje op de werkplek naast die van haar het gesprek had beëindigd.
‘Nogmaals mijn excuus, mevrouw Hayes. Tot
ziens.’
Het meisje typte iets in op haar computer en gaf Harry een
knipoogje.
‘Alweer een ontevreden klant.’
Harry glimlachte. ‘Zijn er ook andere klanten dan?’
‘Niet hier in elk geval.’
Harry stak haar hand uit. ‘Ik ben Catalina. Ik zou hier deze
middag
beginnen.’
‘O, wat leuk. Ik heet Nadia.’ Ze schudde Harry’s uitgestoken
hand.
Haar nagels waren lang en bloedrood gelakt, en aan elk van haar
mollige
vingers had ze zilveren ringen, zelfs aan haar duim.
Harry maakte een gebaar naar het lege bureau. ‘Is het goed als ik
deze
neem?’
‘Natuurlijk, hij is vrij.’
Harry ging zitten en deed de pc aan. ‘Volgens mij ben ik nog niet
aangesloten op het systeem. Zou jij me kunnen inloggen, denk je?’
Nadia aarzelde even. ‘Dat mag ik eigenlijk niet.’
Gewoon achteloos blijven. ‘Ah, ik begrijp het. Ik wilde alleen even
een
kijkje in het helpdesksysteem nemen voordat mevrouw Nagle zo
meteen
terugkomt van haar lunch.’
Nadia beet even op haar onderlip, en liet toen een glimlachje
zien.
‘Waarom ook niet? We willen niet dat ze jou op je eerste dag al
over de
knie legt, toch?’
Ze deed haar headsetje af, liep naar haar toe en boog zich naar
voren
om haar gebruikersnaam en wachtwoord in te typen. Harry rook een
mengeling van Calvin Klein en pepermuntjes.
‘Alsjeblieft,’ zei Nadia.
‘Dank je. Ik sta bij je in het krijt.’
Harry wachtte tot Nadia weer achter haar eigen bureau zat en
bezig
was met een ander telefoontje. Ze verzette haar scherm een beetje
zodat
niemand kon zien wat ze uitspookte en ging aan de slag.
Met een paar toetsaanslagen was ze al vanuit het
helpdeskprogramma
in het besturingssysteem. Harry schudde haar hoofd en zei bijna
hardop
‘tuttut’. Ze mochten de boel hier wel eens beter
beveiligen.
Ze speurde de harde schijf van de pc af en dook in allerlei
bestanden en
directories, maar het was gewoon een standaard desktop zonder wat
voor
geheimen dan ook. Ze klikte met de muis en kreeg snel een overzicht
van
al haar netwerkconnecties:
F:\\Jupiter\shared
G:\\Pluto\users
H:\\Mars\system
L:\\Mercurius\backup S:\\Saturnus\admin
Dat leek er meer op. Zo kon ze de centrale database van de bank binnenkomen.
Harry werkte de lijst van aangesloten apparaten stap voor stap door en probeerde toegang te krijgen. Bij sommige kon ze direct hun bestanden bekijken, maar bij de meeste werd ze al na één toetsaanslag geblokkeerd. Ze groef dieper, op zoek naar iets bruikbaars. En toen had ze beet: het bestand met de lijst wachtwoorden. Hier waren alle gebruikersnamen en wachtwoorden opgeslagen van iedereen die op het netwerk was aangesloten. Dit was haar sleutel tot het systeem. Ze dubbelklikte met haar muis en probeerde het bestand te openen. Beveiligd.
Harry fronste haar wenkbrauwen en keek op haar horloge. Haar hart ging sneller slaan. Ze zat hier nu al twintig minuten en ze had nog een heleboel te verkennen. Ze liet het bestand met wachtwoorden links liggen en begon het netwerk door te spitten; ze kroop in elk filesysteem en snuffelde tot in elke uithoek. Ze wist precies waarnaar ze zocht en het móést ergens zijn. En ja hoor, hebbes, opgeborgen op een gedeelde drive die voor iedereen toegankelijk was: de onbeschermde reservekopie van het bestand met wachtwoorden.
Harry voelde haar nekhaartjes kriebelen, zoals elke keer als ze een systeem had kunnen hacken dat zogenaamd beveiligd was. Ze wilde een roffel op het bureaublad slaan, maar alles op zijn tijd.
Ze opende de reservekopie en speurde de inhoud af. De gebruikersnamen waren gewoon leesbaar, maar de wachtwoorden waren gecodeerd. Harry wierp een blik over haar schouder. Nadia zat met een klant aan de telefoon en typte met klakkende nagels op het toetsenbord.
Harry liet haar hand in haar jaszak glijden, viste er een disk uit en stopte die in de computer. Er zat een programma op om wachtwoorden mee te kraken, en ze liet het los op de reservekopie. Ze boog zich over een computerhandleiding, en terwijl het programma zijn werk verrichtte deed ze net alsof ze door de handleiding bladerde.
Het kon even duren, zoals wel vaker het geval was bij het kraken van een woordenlijst. Het programma liep de gehele lijst af, decodeerde elk woord en probeerde een match te vinden. Daarna waren de letter- en cijfercombinaties aan de beurt. Maar uiteindelijk had ze alle wachtwoorden die ze nodig had.
Harry keek weer op haar horloge. Ze kreeg kippenvel in haar nek dat ze met haar vingers wegmasseerde. De supervisor zou met een minuut of tien terugkomen, en het kraken zou nog vijftien minuten in beslag nemen. Het zou erom spannen. Maar zo ging het altijd bij een inbraak. Daarom was het zo onweerstaanbaar.
Haar vader had altijd gezegd dat ze een inbreker zou worden, al sinds die ene dag waarop ze een baksteen door het keukenraam had gegooid en naar binnen was geklommen. Toen ze thuiskwam uit school had ze voor een gesloten deur gestaan, maar het enige wat haar interesseerde was de poortscan die ze die ochtend had aangezet; ze wilde weten of er misschien iets op haar computer was gevonden. Ze probeerde dit aan haar vader uit te leggen toen hij later met een ongelovige uitdrukking op zijn gezicht door de glasscherven liep. Ze wist vrijwel zeker dat hij haar pc zou afpakken, maar in plaats daarvan had hij de processor een upgrade gegeven en kreeg ze haar eigen huissleutel. Op die dag was hij bij de elfjarige Harry flink in aanzien gestegen.
Ze had ook een nieuwe naam, omdat haar vader haar toen Harry was gaan noemen. Soms had ze liever een exotische Spaanse naam gehad, zoals haar zusje. Amaranta was lang en had asblonde lokken. Toen zij werd geboren was Harry’s moeder nog steeds verkikkerd geweest op haar charmante half-Ierse, half-Spaanse echtgenoot. Tegen de tijd dat Harry ter wereld kwam, waren ze vanwege zijn financiële rampspoeden al noodgedwongen van een landhuis naar een krappe etagewoning verhuisd, en was haar moeders passie voor Spaanse namen verflauwd. Harry was degene die haar vaders gitzwarte ogen en zijn blauwzwarte krullen had geërfd, maar daar was haar moeder niet van onder de indruk. Ze verwierp alles wat maar enigszins Spaans was, en vernoemde haar dochter naar haar eigen moeder Henrietta, een nuffige dame uit het noorden van Engeland.
‘Wie heeft er nou ooit gehoord van een inbreker die Henrietta heet?’ had haar vader na het incident met het keukenraam verkondigd, en sindsdien had hij haar steevast Harry genoemd. En sindsdien luisterde ze naar geen enkele andere naam.
Harry controleerde het kraakprogramma. Bijna klaar. Ze scande de lijst met wachtwoorden die al in leesbare tekst waren omgezet. Daar had je die van Nadia. Gebruikersnaam ‘nadiamc’, wachtwoord ‘diamanten’. Die van Sandra was ‘sandran’ en haar wachtwoord ‘standvastigheid’. Ze schudde haar hoofd. Daar had ze niets aan. Wat ze nodig had was een klinkende account, een met speciale privileges.
En daar was-ie dan, helemaal onder aan de lijst. Het wachtwoord van de netwerkbeheerder: asteroid27. Haar tenen wiebelden in de punten van haar schoenen. Nu was ze net een beveiligingsmedewerker met een loper voor het hele gebouw: ze kon overal naar binnen en het netwerk lag aan haar voeten.
Ze logde in onder haar nieuwe privilegestatus en haalde meteen het auditprogramma van het netwerk af. Op deze manier zouden haar activiteiten nergens in de auditlogboeken worden geregistreerd. Ze was onzichtbaar.
Harry liep de servers af en dook in elk bestand dat haar interessant leek. Bij bepaalde gegevens waartoe ze nu toegang had, sperde ze haar ogen wijd open: kredietlimieten van cliënten, bankrevenues, salarissen van het personeel. Ze kon de e-mail van iedereen lezen, inclusief die van de president van de bank.
Ze ging een andere database binnen en probeerde enige logica te ontwaren in al die cijfers voor haar neus. Haar vingers bevroren bijna op de muis toen ze zich realiseerde dat ze naar zo ongeveer de vertrouwelijkste informatie keek die een bank maar kon hebben: rekeningnummers, pincodes, creditcardgegevens, gebruikersnamen en wachtwoorden. Het was het soort spul waar hackers van dromen, en het meeste ervan was niet eens gecodeerd.
Harry scrolde langs de gegevens. Het was een fluitje van een cent om geld van deze rekeningen te halen. Niemand zou ook maar iets in de gaten hebben. Ze bewoog zich door het systeem als een geest die nergens voetafdrukken zou achterlaten.
‘Die is vroeg terug.’
Harry keek opzij naar Nadia, die een knikje in de richting van de deur gaf. Sandra Nagle stond bij de dubbele glazen deuren en inspecteerde haar klembord.
Shit. Tijd om te vertrekken.
Harry ging als een razende met haar vingers over het toetsenbord.
Ze kopieerde de lijst met gekraakte wachtwoorden naar haar schijf,
en nu ze toch bezig was sloeg ze ook meteen enkele
rekeninghoudergegevens en beveiligde pincodes op.
Het kopiëren ging langzaam en ze keek op om te kijken wat Sandra
Nagle aan het doen was. Die liep het vertrek door en hield om de
paar passen stil om een blik op de helpdeskmedewerkers te
werpen.
Harry wist dat ze er een einde aan moest breien en dat ze nu een
risico nam, maar er stond haar nog één ding te doen. Ze bewoog haar
muis en plaatste een van haar eigen bestanden vermomd in een
uithoek van het netwerk. Dat vond ze altijd leuk: haar
visitekaartje achterlaten.
De vrouw kwam nu haar kant op, terwijl ze een aantekening op haar
klembord maakte. Ze bleef stilstaan om iets aan een meisje te
vragen dat op enkele meters afstand van Harry zat.
Harry wiste het geheugen om elke mogelijkheid uit te sluiten dat ze
kon worden getraceerd. Ze schakelde het auditprogramma weer in en
keek toen op.
Sandra Nagle staarde haar recht in de ogen.
Er dropen zweetdruppeltjes onder Harry’s oksels vandaan. Nylon
knisperde op nylon toen de vrouw op haar af kwam lopen. Ze sloot
haar toegang naar het netwerk af en had het scherm van de helpdesk
net weer teruggehaald toen Sandra Nagle bij haar bureau was
aangekomen.
De vrouw hijgde. Ze was zo dichtbij dat Harry de lichtblonde
haartjes op haar bovenlip kon zien.
‘Wie ben jij en wat voer jij hier uit?’
‘Jij bent Sandra Nagle?’ Harry stond op en zwaaide haar tas over
haar schouder, trok het schijfje uit de pc en liet het in haar tas
glijden. ‘Je hebt me laten wachten.’
‘ Wat…’
Harry drong zich langs haar heen en liep in de richting van de
deur, terwijl ze haar knikkende knieën probeerde te
negeren.
‘Ik ben hier in opdracht van it om te kijken hoe het met jullie
systeem gesteld is,’ zei ze. ‘En ik heb een ernstig virus
ontdekt.’
Sandra Nagle volgde haar op de voet. ‘Hoe –’
‘Je hoeft niet meteen het systeem plat te leggen, maar ik hoop van
harte dat je de aanwijzingen van het antivirusprogramma van de bank
hebt opgevolgd.’
De vrouw zette nog een paar aarzelende stappen. Harry keek over
haar schouder.
‘Ik zie het al. Je zult ongetwijfeld snel iets van it
horen.’
Ze duwde tegen een van de dubbele deuren, maar hij ging niet open.
Ze probeerde de andere. Ook dicht.
‘Wacht eens even, wie was je ook al weer?’ Sandra Nagle kwam met
snelle passen op haar af. Godver.
Harry zag het knopje op de muur waarmee je de deuren kon openen. Ze
drukte erop en hoorde een klik. Ze beukte de deuren open en rende
door de ontvangstruimte. Melanie staarde haar met open mond
aan.
Harry stormde door de glazen entreedeuren het zonlicht in, en
maakte zich als een haas uit de voeten.
Zinderend van de adrenaline rende Harry langs de gracht; haar pumps klakten op de keien en het bloed pompte door haar lichaam. Pas toen ze er zeker van was dat niemand achter haar aan kwam, ging ze langzamer lopen en zocht een plekje op de grachtenwal om tot bedaren te komen.
Het water ruiste tussen de hoge rietstengels langs de oever en een licht briesje verkoelde haar gezicht. Toen het gehamer in haar borstkas was gekalmeerd, viste ze haar mobieltje uit haar tas en koos een nummer.
‘Ian? Hallo, je spreekt met Harry Martinez
van Lúbra Security. Ik heb net de penetratietest op je systemen
uitgevoerd.’
‘Nu al?’
‘Ja. Ik heb me naar binnen gehackt en vond alles wat ik nodig
had.’
‘Jezus. Hé, mannen, hebben we een ids-alarm gekregen?’
Harry hoorde enige commotie op de achtergrond. ‘Koest maar, Ian. Er
is niets mis met je Intrusion Detection System. Ik ben er niet van
buitenaf ingekomen.’
‘Niet? Maar dat is wel wat we verwachtten.’
‘Ja, dat weet ik.’ Harry huiverde. ‘Sorry.’
‘O Harry! Jezus.’
‘Hoor eens, veel wapenfeiten van die hackers zijn van binnenuit
gepleegd. Jullie zouden je eens wat beter moeten
beveiligen.’
‘Je meent het.’
‘Ik ben dus binnengekomen via het netwerk van de bank zelf, en kon
toegang tot het netwerkbeheer krijgen –’
‘Hè?’
‘– en vond de rekeningen van de cliënten en hun
pincodes.’
‘Godverju.’
‘Laten we het erop houden dat het interne beveiligingssysteem niet
helemaal je van het is. Maar je kunt het herstellen met een paar
simpele voorzorgsmaatregelen. Ik zal enkele adviezen in mijn
rapport opnemen.’
‘Maar hoe ben je er in vredesnaam ingekomen?’
‘Met wat sociale vaardigheden en wat haar op mijn tanden. Mocht het
een geruststelling zijn: ik was bijna betrapt.’
‘Niet dus. Wat een puinhoop.’
‘Het spijt me, Ian. Het leek mij een goed idee om je alvast te
waarschuwen voordat de staf er lucht van krijgt.’
‘Nou, bedankt, dat is aardig van je. Maar ik ben nog altijd zwaar
de klos.’
‘Het is niet zo erg als het klinkt.’ Harry’s mobiel piepte. ‘Ik heb
nog een lading hackerspul achtergelaten om jullie antivirussoftware
te testen. Maar daar hebben we het nog wel over als we de boel gaan
schoonvegen.’ Haar mobiel piepte nogmaals. ‘Ik moet hangen, Ian,
sorry. Ik spreek je morgen.’
Ze nam het inkomende telefoontje aan.
‘Ha, die Harry. Hoe staat het met je poging tot inbraak?’
Harry glimlachte. Het was Imogen Brady, een it-medewerkster op het
kantoor van Lúbra Security. Ze zag voor zich hoe haar vriendin daar
aan haar bureau zat, met haar voeten die net niet tot de vloer
reikten. Imogen zag eruit als een chihuahua, met grote ogen in een
kindergezichtje. Ze was een van de beste hackers met wie Harry ooit
had gewerkt.
‘Ik ben net klaar,’ antwoordde Harry. ‘Hoe gaat het bij
jou?’
‘Het Euromonster is naar je op zoek.’
Ze refereerde aan haar baas, Dillon Fitzroy. Het gerucht ging de
ronde dat hij multimiljonair was geworden op zijn achtentwintigste,
tijdens de internethausse. Dat was negen jaar geleden. Kort daarna
had hij Lúbra Security opgericht en uitgebreid met andere
softwarebedrijven totdat het een van de grootste in de branche
was.
‘Waarvoor?’ vroeg Harry.
‘Weet ik veel. Misschien wil hij een date?’
Harry rolde met haar ogen. Imogen mocht er dan uitzien alsof ze met
een briesje al weg kon waaien, als het om het verzamelen van
roddels ging was ze een terriër.
‘Je kunt me ook meteen met hem doorverbinden,’ zei Harry.
‘Okidoki.’
Enkele seconden later hoorde ze Dillons stem aan de andere kant van
de lijn.
‘Harry? Ben je al klaar bij Sheridan?’
Aan het achtergrondgeluid te horen praatte hij luid in een telefoon
die op de speaker stond.
‘Klaar,’ zei Harry. ‘Op het papierwerk na.’
‘Laat dat maar zitten. Ik heb alweer iets nieuws voor
je.’
‘Nu meteen?’ Ze barstte van de honger en kon de koffie en
hamsandwiches in de broodjeszaak aan Baggot Street al ruiken als ze
eraan dacht. Ze kwam overeind en slenterde in de richting van de
brug.
‘Ja, nu meteen. Stuur die gegevens van Sheridan maar naar me op,
dan laat ik Imogen het rapport opmaken. Jou heb ik nodig voor een
andere opdracht: je moet weer enkele zwakke plekken
opzoeken.’
Harry hoorde het geklik van zijn toetsenbord op de achtergrond.
Dillon kon altijd een heleboel dingen tegelijk. Waarschijnlijk
bewerkte hij met de linkerhand als een pianist zijn laptop, terwijl
hij met de rechter aantekeningen op een notitieblok
maakte.
‘Waar moet ik dit keer naartoe?’ vroeg Harry.
‘Naar het ifsc, en de klant heeft specifiek naar jou gevraagd. Ik
vertelde hem dat jij de beste bent.’
‘Dank je, Dillon, je bent een echte heer.’ Opeens was ze blij met
haar hoge hakken. Het International Financial Services Centre was
beslist chique.
‘Bel me als je klaar bent,’ zei Dillon. ‘Dan gaan we een hapje eten
en kun je me de uitslag vertellen.’
Haar ogen gingen wijd open. Dubbel zo blij met de hoge hakken.
‘Oké.’ Voordat ze haar gedachten kon laten afdwalen naar wat een
hapje eten precies inhield, zei ze: ‘Vertel nog eens wat meer over
die klus voor ifsc. Is al bekend welk systeem zij
hanteren?’
‘Nee, dat moet je maar uitzoeken als je ter plaatse bent…’ Dillon
zweeg even. ‘Volgens mij willen ze je eerst doorlichten.’
Harry bleef midden op het trottoir stilstaan. ‘Waar is dat goed
voor?’
Dillon wachtte iets te lang voordat hij antwoord gaf. ‘Luister, bij
nader inzien is het toch niet zo’n goed idee. Misschien kan ik
beter Imogen sturen.’
Harry legde haar hand over haar vrije oor tegen het lawaai van het
verkeer. ‘Zeg, waar gaat dit over? Wie is de klant?’
Ze hoorde dat hij zijn adem tussen zijn tanden naar binnen zoog
terwijl hij over zijn antwoord nadacht.
‘Goed dan, het was een stom plan,’ zei hij. ‘Het gaat om
kwc.’
De adrenaline vloeide uit Harry’s systeem als water uit een
gebarsten pijpleiding. Ze wankelde naar de grachtenwal en zeeg neer
op de koude stenen.
kwc. Klein, Webberly & Caulfield, een van de meest prestigieuze
investeringsbanken van de stad, die hun diensten verleenden aan
enkele van de meest gefortuneerde particulieren en bedrijven in
Europa. Hun hoofdkwartier was gevestigd in New York, en ze hadden
vestigingen in Londen, Frankfurt en Tokio, en ook een in
Dublin.
Het was tevens het bedrijf waarvoor haar vader werkte totdat ze hem
in de gevangenis lieten gooien.
4
‘Wat is het beroerdste scenario?’ vroeg Harry.
De man aan de andere kant van de vergadertafel bekeek haar met samengeknepen ogen. Hij was in de veertig, en zijn stugge grijze haar was zo kortgeknipt als dat van een marinier.
Hij haalde zijn schouders op. ‘Dat iemand
weet door te dringen tot de rekeningen van onze
investeerders.’
‘Dat is niet erg genoeg.’
Hij leunde naar achteren en sloeg zijn armen over elkaar, zodat
zijn overhemd over zijn huid spande. ‘Wat kan er nou erger zijn dan
wanneer een hacker zijn handen weet te leggen op het kapitaal van
onze cliënten?’
‘Zeg het maar.’ Harry wierp een snelle blik op het visitekaartje
dat hij haar had overhandigd. Felix Roche, it-inkoop, kwc. Op de
achterkant krabbelde ze: ‘Onwillig’.
Haar ogen gleden naar het raam achter Felix. Het was niet zomaar
een raam, het was een complete wand van glas waardoor de kade langs
de Liffey wel bij het interieur leek te horen. In de verte zag ze
de mintgroene koepel van het Custom House en het golfdak op de
toren van Liberty Hall. Het ging kwc blijkbaar voor de
wind.
Felix leunde weer naar voren op de tafel. ‘Best, dan schets ik een
rampscenario,’ zei hij. Harry rook de uien die hij tijdens de lunch
had gegeten. ‘Als ik je nou eens vertel dat iemand onze
vertrouwelijke F&O-overeenkomsten kon bekijken? Is dat beroerd
genoeg?’
F&O. Fusies en Overnames. Dat was de afdeling waar haar vader
vóór zijn arrestatie had gewerkt. Harry slikte en frunnikte aan
haar schrijfblokje. Ze wierp een snelle blik op Felix. Hij zag
ongezond bleek, als de buik van een dode vis. Over het algemeen was
ze wel gewend aan tegenstand bij de technische jongens, maar dit
was anders. Ze had tegen Dillon gezegd dat ze tegen dit karwei was
opgewassen en dat kwc gewoon maar een klant was, net als alle
andere. Nu was ze daar niet meer zo zeker van. De deur zwaaide
open. Een man van in de dertig kwam de kamer binnenlopen. Hij was
goed gebouwd, had lichtbruin haar en een paar schouders dat op een
rugbyveld thuishoorde.
Felix trok een gezicht bij deze onderbreking.
‘Hallo Felix, ik kom er even bij zitten.’ De man wierp Harry een
fronsende blik toe en trok een stoel bij.
Haar wangen gloeiden onder zijn blik. Wat was hier aan de hand? Ze
rechtte haar rug en stond op.
‘Harry Martinez.’ Ze stak haar hand uit.
De frons verdween van zijn voorhoofd en hij grijnsde. ‘Sorry, ik
had een man verwacht. Dat overkomt je denk ik wel vaker, zeker?’
Hij schudde haar de hand. ‘Jude Tiernan. Ik ben hier de
investeringsbankier.’
Zijn handpalm was warm en er kwam een aangename, citrusachtige
aftershavegeur in de kamer te hangen. Wat had een
investeringsbankier te zoeken bij een it-vergadering? Toen schoot
haar Felix’ stekelige opmerking over de F&O-deals weer te
binnen.
‘Laat me raden,’ zei ze. ‘U werkt aan de F&O?’
‘Laat ik het zo zeggen: ze werken voor mij.’
Harry leunde naar achteren en maakte het optelsommetje. Dus hij was
Hoofd F&O, net als haar vader indertijd. De celstraf van de een
betekende de carrièremove voor de ander. Ze voelde hoe hun blikken
haar probeerden te doorboren. Haar vader was een legende geweest
bij deze bank. Hadden zij soms de link gelegd en waren ze haar nu
aan het onderzoeken? Ze beet op haar onderlip; ze kon hen geen van
beiden in de ogen kijken.
Jude legde zijn mobiel op het tafelblad en haalde een zilveren pen
uit zijn borstzakje. Hij liet hem tussen zijn vingers van de ene
hand draaien en maakte met de ander een gebaar in haar richting.
‘Gaat u door, alstublieft.’
‘Ik verwachtte eigenlijk wel iemand van it-beveiliging hier aan
tafel,’ zei Harry. ‘Iemand die het systeem goed kent.’
Felix snoof. ‘it-beveiliging, laat me niet lachen. Ik ken de
systemen beter dan wie ook. Ik heb die apparaten zo goed als zelf
gebouwd.’
‘Aha.’ Harry keek nog een keer op zijn visitekaartje. ‘En nu bent u
van it-inkoop.’
Hij keek haar aan. ‘Ik ben gepromoveerd, ja. En Beveiliging was
meer dan gelukkig dat ik deze eerste vergadering wilde afhandelen.
Zo konden zij zich weer heel wat gedoe besparen.’
Harry haalde diep adem. Ze keek naar haar schrijfblokje, al had ze
niets opgeschreven.
‘Goed dan. Ik weet niet hoeveel Dillon jullie al heeft verteld,’
zei ze. Bar weinig, naar het zich liet aanzien. ‘We moeten
inbreektesten uitvoeren totdat we weten welke aanpak het best bij u
past.’
Weet met wie je aan tafel zit, had haar vader haar geleerd. Pas je
eigen houding daarop aan. Het probleem was dat ze geen flauw benul
had met wie ze aan tafel zat en ze gaven haar ook geen enkel
aanknopingspunt.
‘Die inbreektesten zijn complete tijdverspilling,’ zei Felix. ‘Onze
systemen zijn beveiligd, daar kan ik persoonlijk voor instaan.’ Hij
loerde naar Harry. ‘En wie anders beweert, trekt mijn
professionaliteit in twijfel.’
Jude negeerde hem. ‘Wat gebeurt er precies bij zo’n inbreektest,
mevrouw Martinez?’
Felix zuchtte. ‘O kom op, Jude, ik heb dit al met haar doorgenomen.
En bovendien weten we allebei dat ze hier alleen maar zit omdat
haar baas een oude bekende van je is en hij dat account
wil.’
Harry keek weer naar haar schrijfblokje. Geen wonder dat ze met
iemand van Inkoop werd afgescheept. Ze namen dit onderwerp niet
eens serieus.
Jude stak een hand omhoog om Felix het zwijgen op te leggen, en
glimlachte naar Harry. ‘Doe me een lol. Vertel me over die
inbreektest.’
Harry vermoedde dat hij ook iets zat te testen. Ze beantwoordde
zijn glimlach niet.
‘Bij een inbreektest gebruik ik elke smerige truc om jullie systeem
binnen te komen,’ zei ze. ‘En zodra ik binnen ben, ga ik rondneuzen
om te kijken hoeveel schade ik kan aanrichten.’
Jude speelde nu niet meer met zijn pen. ‘Met andere woorden: je
doet alsof je een hacker bent.’
‘Precies.’
Felix leunde naar voren. ‘En wat mag u dan wel voor hacker zijn,
mevrouw Martinez? Een met een zwarte of een met een witte hoed
op?’
Harry verstrakte en staarde hem aan.
Jude keek van de een naar de ander. ‘Kan iemand me dit
uitleggen?’
Harry sloeg toe voordat Felix nog een keer naar haar had kunnen
uithalen. ‘Zwarte hoeden zijn kwaadaardige hackers die alleen maar
heel veel schade willen veroorzaken. Witte hoeden gaan niet
destructief te werk. Ze zijn alleen maar geïnteresseerd in
technologie en het verkennen van de grenzen.’
Ze richtte zich weer tot Felix. ‘Om op uw vraag terug te komen,
meneer Roche, ik ben een beveiligingsmedewerker, geen
hacker.’
‘Kijk eens aan, een hacker met normen en waarden,’ zei Felix. ‘Wie
had dat ooit gedacht?’
Jude krabbelde iets op zijn notitieblok en schoof het naar Felix.
Harry zag dat Felix’ kaak verstrakte toen hij het briefje las en ze
vroeg zich af of ze de test had doorstaan.
‘Zeer intrigerend allemaal,’ zei Jude. ‘Dus, hoe pakken we dit
aan?’
‘Voor een rechttoe rechtaan inbreektest kunnen we zowel het zwarte-
als het wittedoosscenario toepassen.’
‘Alles bij u is zwart-wit, nietwaar?’
Harry keek hem recht in de ogen. ‘Daar komt het wel op neer,
ja.’
Hij trok zijn wenkbrauwen op. ‘Goed, ik luister.’
‘Een zwartedoosproef komt het meest overeen met een hackeraanval
van buitenaf. Ik begin met niets, op jullie bedrijfsnaam na. Met
behulp van externe informatiebronnen snuffel ik in jullie netwerk
rond, en daarna breek ik in.’
Ze laste een stilte in om er zeker van te zijn dat hij haar
begreep. Hij knikte en glimlachte.
‘Bij een wittedoosproef ben ik vanaf het begin volledig op de
hoogte van jullie interne systeem. Jullie firewalls,
netwerkinfrastructuur, databases, alles,’ zei Harry. ‘Met andere
woorden, dan val ik van binnenuit aan.’
De deur ging krakend open, en een man van eind vijftig stapte de
kamer binnen. Het grijze haar op zijn kalende hoofd stond als een
paar vleugels wijd uiteen.
Het is net Coco de Clown, dacht Harry bij zichzelf.
‘Gaat u alstublieft verder,’ zei de nieuwkomer, en hij nam plaats
op een stoel die achter Harry tegen de muur stond.
Mijn god, hoeveel mensen kwamen haar nog meer op de vingers kijken?
Ze wierp een blik op de vergadertafel die plaats bood aan twintig
man en vreesde het ergste.
Jude keek heel even naar de oudere man en richtte daarna zijn
aandacht weer op Harry. ‘Welke aanpak zou u adviseren, mevrouw
Martinez?’ Harry probeerde zich te concentreren. ‘De witte doos. Ik
weet uit ervaring dat het eigen personeel een veel grotere
bedreiging vormt dan hackers van buitenaf.’
‘En u weet natuurlijk alles van het eigen personeel, niet dan?’ zei
Felix.
Ze verstijfde van haar kruin tot aan haar voetzolen. ‘En wat
bedoelt u daar precies mee, meneer Roche?’
‘Ach kom nou toch, laten we het maar hardop zeggen. We denken het
allemaal al.’ Hij spreidde zijn armen alsof de hele kamer gevuld
was met mensen die het allemaal met hem eens waren. ‘Qua eigen
personeel stak die vader van u wel de kroon, of niet
dan?’
Harry knipperde met haar ogen, sloeg ze toen neer en frunnikte aan
haar schrijfblok. Ze probeerde niet te haperen toen ze zei: ‘Wat
mijn vader al dan niet heeft gedaan, heeft niets met deze discussie
te maken.’
‘Al dan niet?’ bauwde Felix haar na. ‘Hij is veroordeeld wegens
handel met voorkennis, of vergis ik me? Hij heeft acht jaar
gekregen.’
Harry keek naar zijn gebalde vuisten en de vlekken van boosheid in
zijn nek. Ze keek hem aan. ‘U neemt dit alles nogal persoonlijk op,
nietwaar?’
‘Dat doe ik zeker, verdorie. Het bedrijf is bijna failliet gegaan
door Salvador Martinez.’
‘Felix, dit kun je niet maken.’
Harry schrok van het plotselinge stemgeluid van Coco de Clown
achter haar.
Jude schoof heen en weer op zijn stoel. Felix loerde naar Harry; zo
te zien had hij nog meer op zijn lever.
Harry nam niet eens de moeite om op die onverwachte bijval te
reageren. De pot op. Ze vond het welletjes en legde haar handpalmen
op het gelakte tafelblad. Het was zo glad en zo kil als een
spiegel. Ze kwam overeind om hen allen aan te kunnen
kijken.
‘Meneer Roche, ik ben hier alleen maar naartoe gekomen om het over
de veiligheid van uw it-systeem te hebben, en verder heb ik niets
met u te bespreken.’
Ze pakte haar tas en wilde naar de deur lopen. Toen kreeg ze opeens
een idee. Ze wist dat ze het eigenlijk niet hardop zou moeten
zeggen, maar toch. Ze draaide zich om en keek hen aan.
‘Wie weet was mijn vader niet de enige interne handelaar hier. Wie
weet heeft zijn arrestatie een spaak in het wiel
gestoken.’
Felix’ kaak verslapte. Jude kwam al half uit zijn stoel; zijn op
elkaar geknepen lippen vormden een vinnige streep.
Coco de Clown kwam overeind en stak zijn hand op. ‘Kom, heren
–’
Jude viel hem in de rede. ‘U kunt maar beter geen beschuldigingen
uiten die u niet hard kunt maken, mevrouw Martinez.’ Hij hield de
zilveren pen in zijn vuist geklemd. ‘Er zijn nog altijd mensen die
in de integriteit van ons beroep geloven, al hoort uw vader daar
niet bij.’
‘Kijk eens aan, een investeringsbankier met normen en waarden,’ zei
Harry. ‘Wie had dat ooit gedacht?’
Ze liep zo snel ze kon naar de deur, en rende nog net niet. Die
verdomde kamer was groter dan een tennisveld. Ze rukte de deur open
en sloeg hem hard achter zich dicht.
Pas toen ze halverwege de gang was besefte ze hoe ze beefde.
Naarstig op zoek naar de uitgang sloeg ze plompverloren een hoek
om. Die snertlift was natuurlijk aan de andere kant. Op zijn best
was haar richtingsgevoel dyslectisch, en dit was niet het juiste
moment om te verdwalen en om hulp te moeten vragen.
Ze liep terug langs de vergaderkamer en vond de lift. Ze drukte op
het knopje en drentelde ongeduldig voor de deuren heen en weer
totdat hij kwam.
De deur van de vergaderkamer werd geopend en ze hoorde snauwende
mannenstemmen. Ze keek naar de lift. Nog twee etages te gaan. Ze
speurde de gang af naar eventuele vluchtwegen. Geen deuren, geen
kasten: niets dan een gepolijste marmeren vloer.
Er kwam iemand naar buiten. Coco de Clown. Hij zag haar en gaf haar
een knikje.
‘Mijn excuses, mevrouw Martinez.’
Hij liep op haar af en stak zijn hand uit. Zijn wenkbrauwen vormden
opgetrokken boogjes in zijn hoge voorhoofd en zijn ogen stonden
treurig.
‘Ik heet Ashford,’ zei hij. ‘Ik ben de president van kwc. De manier
waarop u net bent behandeld is buitenproportioneel, en ik zal
ervoor zorgen dat de personen in kwestie een officiële reprimande
krijgen voor hun gebrek aan professionaliteit.’
Harry negeerde zijn uitgestoken hand. ‘Sinds wanneer schuift de
president van een bank aan bij vergaderingen over routineklussen
van it?’
Ashford liet zijn hand zakken. ‘Goed punt. Goed dan, ik kan maar
beter bekennen: ik was nieuwsgierig naar u.’
De bel van de lift klonk en de deuren schoven open. Harry stapte
erin en drukte nijdig op het knopje voor de begane grond.
‘Ik ken uw vader al meer dan dertig jaar,’ zei Ashford. ‘Salvador
is een vriend van me en hij is een geweldige kerel.’
De liftdeuren schoven dicht. Harry keek naar hem door de smaller
wordende kier.
‘Ik ken mijn vader al mijn hele leven,’ zei ze. ‘En ik kan u
verzekeren dat ik beslist niet op hem lijk.’
5
Cameron wist dat hij niet ongezien in zijn omgeving kon opgaan. Dat kwam door de kleur van zijn haar. Hij was nog net geen albino, had een meisje hem ooit verteld toen hij zich in haar uitgemergelde lichaam ramde. Toen hij klaar was had hij zijn handen om haar keel gelegd en geknepen tot ze ophield met spartelen.
Hij trok de wollen muts dieper over zijn wenkbrauwen en keek op zijn horloge. Hij kon maar beter maken dat hij wegkwam voordat iemand hem in de gaten zou krijgen, maar hij had de instructie gekregen om nog een uur te wachten.
Dit was zijn eerste keer in het Financial Services Centre. Voor hem was dit niet meer of minder dan een plek waar rijkelui naartoe kwamen om nog rijker te worden. Hij kon zich dit gedeelte van de stad nog herinneren van voor de renovatie, toen het nog bij het havengebied van het Custom House hoorde. Hij vond het indertijd veel leuker: grote anonieme opslagloodsen her en der verspreid over het sombere, uitgestrekte terrein. Nu was het een stedelijk silhouet binnen een stad en tevens gastheer voor allerlei banken uit de hele wereld.
Cameron staarde omhoog naar de kantoorgebouwen met de vele verdiepingen, alle opgetrokken uit hetzelfde soort groene glas dat in het zonlicht fonkelde. Het leek verdomme de Smaragdstad van Oz wel.
Hij leunde tegen de stalen reling vlak bij de rand van George’s Dock. Vroeger was dit een echte haven geweest, waar het naar teer en dode vis had geroken. Nu hadden ze er een compleet siermeer van gemaakt. Dikke waterstralen klaterden vanuit vijf sproeiende fonteinen op het wateroppervlak. Het maakte een oorverdovend kabaal, maar het was wel de ideale plek om het gebouw aan de overkant in de gaten te kunnen houden.
Hij ging rechtop staan toen een jonge vrouw door de draaideuren naar buiten kwam. Hij keek of ze aan de beschrijving van het meisje Martinez beantwoordde. Ongeveer één meter zestig, slank, zwarte krullen. Een hartvormig gezicht. Ze klemde een zwarte schoudertas met een of ander zilveren logo tegen haar zij. Dat was ze dus. Ze deed hem denken aan die ene Spaanse serveerster in Madrid vorig jaar met wie hij naar bed was geweest. Hij voelde dat hij een stijve kreeg.
Cameron liep achter haar aan. Het was vrijdag eind van de middag, en de stad zat tjokvol mensen. Hij hield haar in zijn vizier zonder ook maar één keer met zijn ogen te knipperen.
Zijn darmen waren in een knoop gekronkeld toen hij zijn instructies per telefoon had ontvangen: de stem was hem inmiddels bekend. Die stem had hem al veel vaker opdrachten gegeven. Hij zei tegen zichzelf dat hij het voor het geld deed, maar hij wist dat er meer achter stak. Het bloed was als een razende door zijn lichaam gestroomd toen hij naar die stem aan de andere kant van de lijn luisterde en zijn klopjacht voorbereidde.
De jonge vrouw bewoog zich als een botsautootje door de menigte en scheen niet eens te merken dat ze tegen andere voetgangers aan liep. Ze verliet het ifsc-gebied en begaf zich naar het centrum van de stad. Het werd steeds drukker en hij moest zich een weg door de menigte banen om de afstand tussen hen tweeën te overbruggen.
‘Hetzelfde als de laatste keer?’ had hij aan de telefoon gevraagd. Hij genoot nog steeds van die laatste keer: de gierende remmen, de geur van geschroeid rubber, het misselijkmakende gekraak van metaal en verbrijzelde botten. Maar de stem had zijn herinnering onderbroken.
‘Nog niet. Ik wil alleen dat ze doodsangsten uitstaat, maar ik wil haar levend.’ Alsof hij Camerons teleurstelling kon ruiken, had hij eraan toegevoegd: ‘Maar maak je geen zorgen. De volgende keer mag je haar omleggen.’
De volgende keer. Cameron slikte toen hij het zwartharige meisje steeds dichter naderde. Waarom moest hij altijd anderen gehoorzamen? Hij nam enorme risico’s door andermans instructies op te volgen. Hij wilde bevrediging, en wel meteen.
Het meisje ging sneller lopen en hij nam grotere stappen om haar bij te kunnen houden. Hij zou zijn eerste kans krijgen als ze bij dat ene drukke kruispunt aankwamen met het standbeeld van de Eeuwige Vlam; daar scheurden de auto’s op topsnelheid langs het Custom House zonder zich veel van voetgangers aan te trekken. Het was nog geen twintig meter verderop en ze liep er recht op af.
Opeens stond ze stil en draaide zich om. Ze keek hem in de ogen en keerde op haar schreden terug, recht op hem af. Wat spookte die trut uit? Het was onmogelijk dat ze hem had gezien. Hij bleef doorlopen.
Nu stond ze recht tegenover hem. Ze streek
met haar borsten langs zijn arm en hij voelde hun warmte.
‘Pardon,’ zei ze zonder op te kijken en ze liep snel langs hem
heen.
Hij liet zijn tong over zijn onderlip glijden terwijl hij haar
nakeek. Pas toen er zo’n tien meter tussen hen in was, zette hij de
achtervolging weer in. Ze liep terug in de richting van de rivier
en sloeg links af over de hobbelige straatkeien. Hij rook de geur
van verrot zeewier dat als een pruik met vet haar over de kade van
de rivier hing.
Het meisje liep een steeg in met aan weerszijden vervallen huisjes
en smerige appartementenblokken. Cameron zocht naar een beschutte
plek. Er waren hier minder mensen, dus zou hij meer in het oog
springen. Hij bleef op veilige afstand totdat hij het bekende
geluid van voortjakkerend verkeer opving. Ze waren bij het
kruispunt van Pearse Street aanbeland, waar de auto’s het
stadscentrum in en uit raasden.
Het meisje voegde zich bij de mensenkluwen op het trottoir en hij
zorgde dat hij dicht bij haar in de buurt bleef.
Een oudere vrouw in een regenjas schoof zijn gezichtsveld in. Ze
had een tas vol oude tennisschoenen bij zich en stonk als een
urinoir. Hij porde haar met zijn elleboog aan de kant zodat hij
zijn positie achter het meisje kon innemen. Het logo op haar tas
was nu duidelijker te lezen. Het woord DefCon was er in zilver
gegraveerd; in het rondje van de ‘O’ zat een zwarte schedel met
kruisbotten eronder.
Het zei hem niets en het kon hem ook niets schelen.
Hij wierp een blik op de verkeerslichten en toen weer naar het
voortrazende verkeer. Auto’s en motoren scheurden door Pearse
Street. Het licht sprong van groen op oranje. Een rode truck
denderde door. Vlak achter hem trok een bmw nog even snel op om
door te kunnen rijden.
Cameron voelde zijn hoofdhuid prikken. Hij deed zijn hand
omhoog.
Nu.
Iemand stootte met zijn elleboog tegen zijn arm waardoor hij uit
zijn evenwicht raakte.
‘Moet je eens kijken hoe hard die rijdt. Ze zouden hem achter de
tralies moeten zetten.’ De oude vrouw bracht haar gezicht dicht bij
het zijne. Ze had een kegel van zure wijn.
De bmw schoot voorbij. Het voetgangerslicht maakte tikkende
geluiden toen de mensenmenigte over het zebrapad
uitzwermde.
Cameron gluurde naar de walmende zwerfster die hem van zijn moment
suprême had beroofd. De oude vrouw sperde haar waterige ogen open
en deed een stap terug. Hij draaide zich met een ruk om, stak de
straat over en speurde de mensenmassa af.
Er was nergens meer een spoor van het donkerharige meisje te
bekennen.
Hij baande zich een pad door de menigte terwijl hij zich inspande
om een glimp van het meisje op te vangen. Toen bleef hij staan,
boorde zijn nagels in zijn handpalmen, en zonder acht te slaan op
de verpletterende werking van de forenzenvloed zocht hij naar
patronen. Ze renden als ratten langs hem heen en kwamen uit alle
richtingen. Maar ze kwamen als één man samen bij de enorme opening
links van hem.
Cameron glimlachte en liet zijn vingers ontspannen. Natuurlijk:
Pearse Station.
Hoe kon het nog beter?
Hij beukte door de rij mensen die de ingang blokkeerden en gaf zijn
ogen de kost. Ze moest hier ergens zijn. Boven hem ratelden de
treinen en de lucht was een mengeling van stof en zweet. En toen
zag hij haar. Ze bevond zich aan de andere kant van de
toegangspoortjes en wilde net de lift in stappen naar het perron
van de zuidlijn.
Hij keek naar de rij voor de ticketcontrole. Er stond een man of
tien en zo te zien schoot het niet op. Als hij over het draaihekje
sprong zou hij de aandacht trekken. Hij moest haar zien te bereiken
voordat ze de eerstvolgende metro kon nemen.
Hij kneep zijn ogen tot spleetjes en inspecteerde de
controlepoortjes nauwkeuriger. Ze waren allemaal voorzien van
automatische draaihekjes, op eentje na aan de zijkant. Reizigers
liepen langs een man van middelbare leeftijd in een sjofel blauw
uniform, die maar één op de twee mensen met een snelle blik
controleerde.
Het was Camerons enige kans. Opnieuw speurde hij de mensenmenigte
af naar een beschutte plek. Er liepen twee Japanse studenten langs
hem heen in de richting van de doorgang in de hoek. De langste van
de twee had een grote plattegrond van Dublin in zijn handen, en
hield zijn arm uitgestrekt voor zich alsof hij de krant las.
Cameron volgde hem op de hielen. Ze bleven voor de
kaartjescontroleur stilstaan en worstelden met de vouwen in de
plattegrond om hun tickets te zoeken. Cameron glipte onopgemerkt
achterlangs door het geopende poortje.
Hij sprintte naar het perron van de zuidlijn en stormde met twee
treden tegelijk de trap op. Hijgend kwam hij boven aan.
Het was een enorm station, zo groot als een hangar. Aan beide
zijden van de spoorlijnen stonden mensen in rijen opgesteld en
staarden in de open mond van het daglicht in de verte.
Het meisje stond dicht bij de rand van het perron, zo’n twintig
meter bij hem vandaan. Hij ademde diep uit en voelde hoe de bekende
warme gloed over zijn lichaam likte. Dat was nog eens
genot.
Hij sloop in haar richting en wierp een blik op het display waarop
de aankomsttijd van de eerstvolgende metro werd afgeteld.
Nog twee minuten.
Met zijwaartse stappen manoeuvreerde hij zich achter haar. De
forenzen namen naast hem hun plekje op het perron in. Hij bewoog
zich naar voren zodat niemand tussen hen tweeën in kon komen
staan.
Nu was hij heel dichtbij. Hij kon haar aanraken als hij wilde en
rook haar bloemige parfum. Hij haalde diep adem en was zich bewust
van zijn eigen muffe, zurige lucht die zich vermengde met haar
fijne geur. Wat wilde hij haar graag tegen zich aandrukken. Hij
vroeg zich af wat hij haar zou toefluisteren vlak voordat ze over
de rand zou vallen.
Er kwam beweging in de lucht. De rails klikten. Boven hun hoofden
ritselde iets.
Hij keek weer omhoog naar het display. Nog een minuut. Zijn hand
kwam langzaam omhoog.
Het kon nu elke seconde gebeuren.
6
Blijf achter de streep. Normaliter trok Harry zich nooit zoveel van regelgeving aan, maar dit was er een die ze respecteerde. Ze zette zich schrap tegen de mensen die achter haar samendromden en haar steeds verder naar voren duwden.
Een duif krulde zijn pootjes over de rand van het perron en boog zijn kopje ver voorover om een blik op de bielzen te kunnen werpen, een meter lager. Haar eigen tenen krulden ook bij alleen al de aanblik van die duif. Ze keek weer op het display: Dun Laoghaire, nog een minuut.
Haar gedachten dreven af naar de vergadering
bij kwc, en ze trok een grimas. De pot op met Dillon en zijn
huis-tuin-en-keukenpsychologie.
‘Misschien was het wel heilzaam voor je om daarheen te gaan,’ had
hij aan de telefoon tegen haar gezegd terwijl ze het korstmos uit
de muur van de gracht had staan pulken. ‘Je weet wel, met het oog
op confrontatie en zo.’
‘Als je nou ook nog catharsis roept, ga ik gillen,’ zei
ze.
‘Ach kom, je hebt het nooit over je vader. Je hebt hem niet meer
gezien sinds hij in de gevangenis zit. Dat is toch al vijf jaar
geleden?’
‘Zes, om precies te zijn.’
‘Dat bedoel ik maar. Snap je? Je hebt een catharsis
nodig.’
Ze schoot in de lach. ‘Lief van je, die bezorgdheid. Maar ik ga er
liever op mijn eigen manier mee om.’
‘Hetgeen inhoudt: deksel erop en levend begraven.’
‘Misschien.’ Ze gooide een klein stukje fluweelzacht mos op de
kade. ‘Maar mijn vader komt en gaat nu eenmaal in mijn leven, en nu
is hij weer afwezig. Meer stelt het niet voor.’
‘Ik laat iemand anders die inbreekproef wel doen.’
‘Welnee. Je kunt het best aan me overlaten, Dillon. Je overviel me
er alleen een beetje mee, dat is alles. Verder gaat alles goed,
echt waar.’
Maar zo goed ging het niet. Ze was lichtgeraakt geweest en, erger
nog, te mondig. Niet dat dit in haar geval geen gebruikelijke
combinatie was, dat zou ze zelf als eerste toegeven, maar ze vond
het verschrikkelijk dat ze zich zo had laten gaan. Ze had het met
een wandeling van zich af willen zetten en besloot in plaats van
naar het metrostation bij ifsc langs de rivier de Liffey te lopen.
Na tien minuten had ze er de brui aan gegeven. Stilettohakken waren
niet geschikt voor louterende wandelingen.
Harry keek nogmaals naar het display. De minuut was voorbij. Er
streek een tochtstroom langs haar wang en de duif fladderde omhoog
alsof hij net een kat had gezien. Om haar heen begonnen de mensen
te dringen. Iemand duwde over de hele lengte van haar lichaam,
waardoor ze een stap dichter bij de rand kwam te staan.
‘Hé zeg!’ Ze wilde zich omdraaien, maar werd nog verder naar voren
geduwd, zodat ze nu op het randje van het perron balanceerde. Pal
onder haar zag ze donkere rails liggen en ze kneep haar ogen stijf
dicht. Ze zette zich af met haar hakken, boog zover mogelijk
achterover en plantte haar ellebogen in de menigte.
Achter haar werd geschreeuwd: ‘Niet zo duwen!’
Iemands hete adem in haar oor. Een harde vuist stompte tegen haar
onderrug en ze viel voorover, gewichtloos, haar ogen wijdopen in
doodsangst. Het staal van de rails kwam vliegensvlug dichtbij. Ze
stak haar handen naar voren om haar val te breken.
Met een smak kwam ze op de grond terecht. Scherpe kiezeltjes
prikten in haar handpalmen en haar knie smakte tegen de betonnen
dwarsbalk van de spoorlijn. Er klonk een schreeuw.
Harry richtte haar hoofd op en keek met open mond naar de
kronkelige spoorlijnen in de verte. Haar ledematen waren als
verlamd. De rails maakten een klikkend geluid.
Wegwezen!
Ze greep de metalen bielzen vast en probeerde overeind te komen.
Een vlammende pijnscheut schoot door haar knie toen hij doorboog
onder haar gewicht. Ze stortte weer op de rails en bleef languit
liggen.
Het metaal trilde in haar handen. Er klonk een schel treinsignaal.
Ze tilde haar hoofd met een ruk omhoog. De trein kwam brullend de
bocht om het station binnengereden, met verblindende koplampen. Het
zweet brak haar aan alle kanten uit.
Harry drukte zich plat tegen de grond en rolde opzij. Haar
schouders ramden ijzer en steen. Iets hield haar tegen. Ze keek
over haar schouder. Haar tas bleef achter een bout op de rails
haken. De metro kwam in volle vaart op haar afgedenderd. Ze liet de
beugel van haar schouder glijden en duwde zich van de rails
af.
Ze lag met haar gezicht naar beneden, ademde de lucht van stof en
metaal in en klemde zich stevig vast aan de rails van de noordlijn.
Haar hele lichaam beefde. De eerste wagon scheurde langs haar heen.
Mensen schreeuwden iets naar haar, maar ze kon zich niet bewegen.
Nog niet.
En toen hoorde ze een ander geluid. Tiktak, tiktak. Onder haar
vingers begonnen de rails te gonzen. Terwijl haar hart in haar
borstkas hamerde dwong ze zichzelf haar ogen te openen. Aan de
andere kant van het station kwam ook een trein aandaveren en ze lag
precies op zijn route.
De schreeuw bleef in haar keel steken. Geen tijd voor. Ze wierp een
gejaagde blik op het perron van de noordlijn. Dat zou ze nooit
halen. En achter haar stoof de zuidlijn nog steeds in volle vaart
voorbij.
Ze zat als een rat in de val.
Ze schatte de ruimte in tussen beide spoorlijnen. Er was maar
enkele decimeters speling, maar ze had geen andere keus. Ze liet
zich op de tegels vallen die de rails van de noord- en zuidlijn van
elkaar scheidden. Ze wist dat ze zo plat mogelijk op de grond moest
blijven. Eén fout en ze zou door de treinstellen in tweeën worden
gereten.
Harry drukte haar ene wang plat tegen de grond, staarde naar de
zwarte tegels en wachtte. Haar ademhaling was nu vrijwel
nihil.
De twee treinen brulden langs elkaar heen en hielden haar gevangen
in een spervuur dat elk sprankje licht blokkeerde. Windvlagen
trokken aan haar gezicht. Het overdonderende geraas van de machines
vulde haar hele lichaam; ze wilde in elkaar krimpen en haar oren
bedekken, maar ze moest doodstil blijven liggen.
Naast haar klakten de voegen in de rails toen de kolossale wielen
ze omlaag drukten. Ze concentreerde zich op de onderkant van de
wagons: een wirwar van ijzeren blokken en geribbelde buizen die op
enkele centimeters van haar gezicht voorbij schoten.
De remschijven knarsten op de bielzen en de wagons sisten totdat de
treinen eindelijk krijsend tot stilstand kwamen. Harry bleef bevend
liggen. Naast haar hoorde ze de machines rammelen als twee oude
vrachtwagens. Haar mond was droog en ze proefde metaal en
steenkolen op haar tong.
Deuren gingen luidruchtig open. Mensen schreeuwden. Knarsende
voetstappen kwamen over het grind dichterbij.
‘Jezus! Mevrouw? Gaat het?’
Harry sloot haar ogen. Slecht plan. Ze deed ze prompt weer open. De
achterkant van haar nek voelde klam en de hele wereld dreunde tegen
haar trommelvliezen.
O nee, niet flauwvallen nu.
Ze werd door sterke armen overeind geholpen en zowat over de rails
gedragen. Er werden nog meer hulpvaardige handen naar haar
uitgestoken die haar het perron op trokken.
‘Achteruit! Geef haar de ruimte!’
‘Bel een ambulance!’
Langzaam kwam Harry op handen en knieën overeind. Ze bleef zo even
zitten, als een viervoeter, wankelend, terwijl het bloed langzaam
naar haar hoofd terugkeerde. Naast haar op de grond lag de
verfomfaaide schoudertas. Iemand moest hem van de rails hebben
opgeraapt. Ze stak haar hand ernaar uit, en beroerde het
DefCon-logo met haar vingers.
Iemand legde een hand op haar arm. ‘Gaat het een beetje? Bent u…
Bent u soms per ongeluk gevallen?’
Harry slikte en dacht weer aan die vuist in haar onderrug en de
woorden die iemand haar toefluisterde voordat ze viel.
Het geld van Sorohan… Het kartel…
Ze huiverde en keek naar die zee van onbekende gezichten om haar
heen. Het was niet het moment om antwoorden te geven. Niet
nu.
‘Ja,’ zei ze. ‘Het was een ongeluk.’
7
‘Zei hij dat?
Weet je dat zeker?’
Harry huiverde en schudde haar hoofd. ‘Op dit moment ben ik nergens
zeker van.’
Ze sloot haar ogen en liet zich dieper in de stoel van Dillons auto wegzakken, in de hoop geen vlekken op de bekleding te maken. Haar mantelpakje zat vol vlekken en zwart gruis, alsof ze het uit een vuilniscontainer had getrokken, en haar gezicht zou er niet veel beter aan toe zijn. Haar hele lichaam deed pijn en haar rechterknie was opgezwollen tot de grootte van een grapefruit.
Ze wierp een zijdelingse blik op Dillons profiel. Zijn neus deed haar altijd denken aan die van Julius Caesar: sterk en recht en met een hoge, aristocratische neusbrug. Hij had donker haar, bijna net zo donker als dat van haar, en hij paste met zijn ruim één meter tachtig makkelijk in de bestuurdersstoel van zijn Lexus.
‘Kom op, vertel het nog eens,’ zei hij. ‘Wat zei die kerel precies?’ ‘Het was eerder fluisteren. Heel schor en als schuurpapier.’ Dillon draaide zijn gezicht naar haar toe. Hij had de gewoonte om zijn
lippen tot een rechte streep te persen, met één mondhoek licht omhoog gekruld alsof hij probeerde niet te lachen. ‘Goed dan. En wat fluisterde hij?’ ‘Heel zeker weet ik het niet, maar het klonk als: “Het geld van Sorohan, geef het terug aan het kartel.”’
‘Wat moet dat in vredesnaam betekenen?’
Harry trok haar schouders op en inspecteerde haar handpalmen. Het schrijnde nog flink waar de kiezelstenen van de spoorlijn hard in haar vlees waren gedrukt.
‘En verder niets?’ vroeg Dillon.
‘Daar was geen tijd voor. Ik was bezig met vallen, weet je wel?’
‘Ik kan het gewoon niet geloven dat iemand jou onder zo’n
rottrein
heeft proberen te duwen.’
‘Het valt ook niet mee om dit te verwerken.
Volgens mij geloofde de politie me ook niet.’
Een lange, jonge politieagent met een adamsappel als een jojo was
naar het station gekomen om haar te ondervragen. Iemand had een
afgedankte deken om haar schouders gelegd en tussen slokjes hete,
zoete thee door had ze het hele verhaal verteld, behalve die
woorden die haar vlak voor haar val waren toegefluisterd. Dat moest
maar even wachten. Toen Dillon haar had gebeld en erop had gestaan
om haar te komen halen, was ze voor de verandering eens een keer
blij dat iemand anders de teugels in handen nam.
Dillon liet de auto zwenken om een fietser te ontwijken, en Harry
voelde haar maag even opspelen totdat hij weer synchroon liep met
de rest van haar ingewanden. Tot dusver was het een tamelijk
schokkerig ritje geweest. Dillon wisselde woest geruk aan de
versnellingspook af met abrupt getrap op de rem, zonder een kalm
moment daartussen. Ze mocht blij zijn als ze er zonder whiplash van
af kwam.
Op dit moment was ze nog geen jaar bij Dillon in dienst. Hij had
haar de zomer ervoor benaderd toen ze nog bij een ander
softwarebedrijf werkte en haar belaagd met dezelfde rusteloze
energie waarmee hij alles scheen aan te pakken. Het was de tweede
keer in zestien jaar dat zij elkaars pad kruisten. De eerste keer
was ze nog maar dertien.
Wat leek dat nu lang geleden. Ze leunde tegen de hoofdsteun, sloot
haar ogen en riep het beeld van zichzelf op als dertienjarig
meisje: gebalde vuisten, verwilderde haarlokken, en beland in een
soort van dubbelleven. Nu ze erbij stilstond, was ze niet eens zo
heel veel veranderd.
Al op heel jonge leeftijd had ze al begrepen dat ze een
ontsnappingsmethode nodig had wilde ze het thuis overleven. Haar
oplossing was om twee verschillende levens te leiden: het ene als
het meisje dat ze Harry de Huissloof noemde, wier moeder haar post
opende en haar dagboeken las, en met een vader die nooit lang
genoeg in de buurt was om een verbond mee aan te gaan. In het
andere leven was ze Pirata, iemand die aan slapeloosheid leed en in
het duister haar weg zocht op een elektronisch ondergronds systeem
– een plek waar ze zowel aanzien als respect genoot.
Dat was eind jaren tachtig, voordat internet groot werd. Het kostte
Pirata veel tijd om via trage modems contact te krijgen met
prikbordsystemen: elektronische berichtencentra waar mensen ideeën
uitwisselden en hackermateriaal konden downloaden. Tegen de tijd
dat ze elf was, wist ze zich tot ongeveer elk systeem toegang te
verschaffen. Al kwam ze overal makkelijk binnen, ze stal nooit iets
en richtte verder ook geen schade aan. Maar toen ze dertien werd,
was ze klaar om een stapje hoger te gaan.
Harry kon zich die ene dag nog precies herinneren. Het was donker
geweest in haar kamer, afgezien van de groene gloed van haar
beeldscherm. Het was twee uur ’s nachts en ze was bezig met het
zogeheten war dialling: ze had haar
computer zo geprogrammeerd dat hij bleef bellen tot hij een nummer
had gevonden waarmee een verbinding tot stand kon worden gebracht.
Ze zat met opgetrokken benen in haar stoel, haar armen om de knieën
geslagen om een beetje warm te blijven, en ze luisterde naar het
ijle, snerpende geluid van de modem die steeds belde en werd
afgebroken. Ze maakte zich geen zorgen dat haar ouders eventueel
wakker zouden worden en haar kamer zouden binnenkomen. Die hadden
het veel te druk met hun eigen sores om enige aandacht aan haar te
besteden.
Opeens had ze beet. Het kattengejank van de praatgrage modems liet
niets te raden over. Een computer elders had geantwoord. Ze ging
rechtop zitten, typte een opdracht in en drukte op Enter. Bijna
onmiddellijk spuwde de andere computer een bericht terug die haar
een hand voor de mond deed slaan.
waarScHuwinG! u hebt toegang gezocht tot een computersysteem van de Dublin Stock Exchange. Dat is verboden voor onbevoegden en u kunt hiervoor strafrechtelijk worden vervolgd.
Harry trok haar benen onder haar lichaam en beet op haar nagels. Haar meest prestigieuze doorbraak tot nu toe was het netwerk van de Universiteit van Dublin. Hun beveiliging was halfbakken, omdat daar niet echt vertrouwelijke gegevens lagen opgeslagen. Bij de Stock Exchange daarentegen wemelde het van de gevoelige informatie. Ze wist dat ze de verbinding zou moeten verbreken. Maar in plaats daarvan trok ze haar stoel dichter bij het toetsenbord.
Vanwege de typische opdrachtregel ‘Gebruikersnaam:’ wist ze meteen dat het os een Virtual Memory Systeem was. Dat was zowel goed als slecht nieuws. Enerzijds waren er veel mogelijkheden om de vms-beveiliging te omzeilen als ze eenmaal was ingelogd. Anderzijds was het niet makkelijk in te loggen zonder een gebruikersnaam en een wachtwoord. En om de zaken nog lastiger te maken, zou de verbinding na drie mislukte pogingen automatisch worden verbroken.
Haar vingers zweefden boven de toetsen terwijl ze bedacht welke namen en wachtwoorden aannemelijk waren. Ze kon maar beter het meest voor de hand liggende nemen. Ze typte ‘systeem’ in en op de opdrachtregel voor ‘Wachtwoord:’ manager. Daarna Enter. Meteen verscheen ‘Gebruikersnaam:’ weer op het scherm en daagde haar uit nog een poging te wagen.
Eerste poging.
Daarna probeerde ze ‘systeem’ en ‘operator’.
Tweede poging.
Ze had nog één pijl op haar boog. Ze strekte haar vingers en nam
in
gedachten de wachtwoorden door die haar in het verleden uit de brand hadden geholpen: ‘syslib’, ‘sysmaint’, ‘operator’. Goed om mee te gokken, maar geen enkele garantie op succes. Zelfs de gebruikersnaam ‘systeem’ kon verkeerd zijn.
Opeens dacht ze aan nog een andere mogelijkheid: ze schudde haar hoofd – kansloos. Maar het was zo absurd dat ze besloot een gokje te wagen. Ze typte de gebruikersnaam ‘gast’ in en bij wachtwoord niets, maar drukte wel op Enter. Op het scherm verscheen een bericht:
welkom bij de Dublin
Stock Exchange vax server.
En op de volgende regel zat daar heel braaf de begeerde vms
$-opdrachtregel op instructies te wachten. Ze was ingelogd.
Ze leunde naar achteren en grinnikte. Netwerkbeheerders creëerden soms een onbeveiligde gastaccount voor nieuwe of onregelmatige gebruikers, maar de toepassing was over het algemeen buitengewoon gevoelig. Het begon haar te dagen dat luie netwerkbeheerders de zwakke schakel in elk systeem vormden.
Ze stroopte de mouwen van haar pyjamajasje op en begon te typen. Door veiligheidsblokkades te omzeilen wist ze steeds verder in het systeem door te dringen. Telkens als ze de andere computer te slim af was met haar commando’s, wipte ze op en neer in haar stoel.
Op het moment dat ze ontdekte dat ze in de server van een database zat, stak ze haar duim op naar het scherm. Lieve help. Je kon altijd erg interessante informatie vinden in zo’n database. Ze keek de ene file na de andere in. Zo te zien gingen ze over financiële transacties of iets dergelijks, maar uit de specifieke gegevens kon ze weinig opmaken. Toen stuitte ze op een lijst acroniemen die haar vaag bekend voorkwamen: nld, chf, dem, hkd. Pas toen ze esp op de lijst tegenkwam, herkende ze het symbool voor de Spaanse peseta en begreep ze waar ze naar zat te kijken. Symbolen voor buitenlandse valuta. Blijkbaar was ze tegen de gegevens van buitenlandse beurstransacties aan gelopen.
Harry liep de data af en knipperde met haar ogen toen ze zag welke sommen geld ermee gemoeid waren. Wat veel nullen! Ze popelde om een teken achter te laten zodat ze wisten dat ze hier was geweest. Dat kon toch geen kwaad? Met enkele vingerbewegingen zette ze een paar nullen achter een van de kleinere transacties.
Daarna keerde ze weer op haar schreden terug om het systeem te verlaten, schakelde haar modemverbinding uit en kroop in bed. Maar ze kon de slaap niet vatten. Ze was nog dieper de wereld van de zwarte hoeden in gedoken en ze vroeg zich af wat ze had aangericht.
Het duurde niet lang voordat ze erachter kwam. Op de Stock Exchange werd het lek al snel ontdekt en er werd een onafhankelijk bureau ingehuurd om de oorsprong te traceren. De expert die ze inhuurden was een eenentwintigjarige student die uitblonk in softwarebeveiliging. Het kostte hem nog geen week om haar op te sporen.
Zijn naam was Dillon Fitzroy.
8
‘Vertel eens iets over kwc.’
Harry rukte haar blik los van het verkeer en zag dat Dillon naar haar zat te kijken. kwc. Was dat echt nog maar vandaag gebeurd? Ze ging verzitten en trok een gezicht. ‘Ik heb het verknald.’ Dillon fronste zijn wenkbrauwen. ‘Wat is er gebeurd dan?’
‘Ik kan ter verdediging aanvoeren dat het echt een stel etterbakken waren.’ Toen dacht ze aan Jude Tiernan, en iets gaf een venijnig rukje aan haar geweten. Misschien had ze hem onnodig hard aangepakt. ‘Een van hen maakte een opmerking over mijn vader. Daarvan werd ik lichtelijk – hoe zal ik het zeggen…’
‘Laat me raden. Je zette een grote mond
op?’
‘Sorr y.’
‘Verdorie, Harry, dit had een belangrijke klant kunnen worden.
Voor
het opzetten van die vergadering alleen al heb ik de nodige mensen moeten benaderen die me nog een gunst verschuldigd waren.’
‘Luister eens, jij was degene die de therapie
met de catharsis voorschreef, weet je nog?’
Hij zuchtte. ‘Maak je geen zorgen. Ik bel ze wel op om te kijken
wat ik nog kan herstellen.’
Harry gaf geen antwoord. Ze legde haar hoofd tegen de hoofdsteun en
deed haar ogen weer dicht. Haar nek begon nu pijn te doen en
waarschijnlijk zat haar hele lichaam onder de blauwe plekken. Daar
zou ze morgenochtend flink last van gaan krijgen.
‘Je zou eigenlijk niet alleen moet zijn vanavond,’ zei Dillon. ‘Je
bent nog steeds in shock.’
Ze hield haar ogen gesloten. ‘Ik voel me prima.’
‘Kom naar mij toe. Ik heb cognac, lekker eten en schone kleren –
precies in die volgorde.’
Harry wierp hem een snelle blik toe. Ze was nog nooit bij hem thuis
geweest, maar volgens Imogens bronnen woonde hij in een elegant
landhuis op het platteland van Enniskerry. Diezelfde bron had ook
met stelligheid beweerd dat hij overtuigd vrijgezel was, dus Harry
vroeg zich af waar die schone dameskleren dan vandaan
kwamen.
Onder andere omstandigheden had ze misschien nog wel toegegeven aan
haar nieuwsgierigheid, maar het enige waar ze nu zin in had was om
de deur van haar appartement achter zich dicht te trekken en na te
denken.
‘Ik ben geen goed gezelschap vanavond, maar toch bedankt,’ zei ze.
‘Ik wil vooral slapen.’
Ze voelde zijn zoekende ogen op haar gezicht.
‘Je weet wat hij bedoelde, niet dan?’ vroeg hij.
‘Waar heb je het over?’
‘Die vent op het perron, dat geld van Sorohan, dat soort dingen.’
Hij keek beurtelings naar haar en naar de weg. ‘Jij weet wat het
betekent.’
Ze schudde haar hoofd en trok nadrukkelijk haar schouders op. ‘Het
was gewoon een of andere gek.’
Hij bleef nog even naar haar kijken en richtte toen al zijn
aandacht weer op het verkeer. ‘Wat je wilt.’
De uitdrukking op zijn gezicht wierp een muur op. Godver. Maar ze
kon daar nu even niets aan veranderen. Over bepaalde aspecten uit
haar leven wilde ze nu eenmaal geen mededelingen doen. Althans,
niet voordat ze het zelf verder had uitgedokterd.
Dillon sloeg rechts af Raglan Road in. Harry voelde de spanning van
haar afglijden toen ze de bekende laan met bomen in reden. De
victoriaanse huizen van dieprode baksteen stonden statig aan
weerszijden van de weg; enkele waren verbouwd tot gracieuze
gezinswoningen, maar de meeste waren opgesplitst in appartementen.
Aan de afbladderende verf op de raamkozijnen kon je precies zien
welke de huurwoningen waren.
Dillon tuurde naar de huizen. ‘Waar woon jij?’
Harry wees op een hoekwoning met een kanariegele deur. Ze had hem
zelf de week ervoor nog opgefleurd met een verfje. Binnenkort zou
ze het van de eigenaar kopen. Ze had een goedbetaalde baan en
ondanks de gehypete vastgoedmarkt had ze inmiddels genoeg gespaard
om over een hypotheek te kunnen nadenken.
Dillon remde plotseling af en schampte het trottoir. Harry hees
zich uit de auto en liep alvast naar de voordeur.
Het gebouw bestond uit een kelder en drie woonlagen, en Harry’s
appartement bevond zich op de begane grond. Vroeger was het een
chique salon geweest waar butlers thee serveerden. Nu at Harry hier
haar ontbijt op bed wanneer ze daar zin in had.
Ze liep de gang door en was zich bewust van Dillons aanwezigheid,
die als een stalker achter haar aan liep. Toen ze bij haar
appartement aankwamen bevroor Harry ter plekke. Haar deur stond
open.
Ze liep aarzelend naar de drempel. Dillon, vlak achter haar, keek
over haar schouder.
‘O mijn god,’ flapte hij eruit.
Haar appartement zag eruit alsof er tien dagen een roedel wilde
honden in opgesloten had gezeten. Haar sofa was opengesneden en het
zwarte leer was uit elkaar getrokken zodat de gele vulling eruit
hing. Al haar boeken waren van de planken getrokken en lagen in
wankele stapeltjes op de vloer.
Harry haalde diep adem. Ze stapte naar binnen en liep voorzichtig
door het slagveld dat haar kamer was. Het was alsof ze tussen de
lijken van oude vrienden door wandelde. De spiegel die boven de
schouw had gehangen was op de vloer gegooid, en het glas lag aan
gruzelementen. Haar enige schilderij, een speelse afbeelding van
pokerende honden, was van de muur gerukt; waar de spijker had
gezeten was het stucwerk afgebrokkeld. Het schilderij zelf was
rechtop tegen de vernielde sofa gezet, en het bruine beschermende
papier aan de achterkant hing aan flarden. Harry staarde ernaar,
met haar armen over elkaar geslagen.
Vanuit de keuken hoorde ze Dillon roepen: ‘Moet je dit eens
zien.’
Met tegenzin liep ze naar hem toe. Haar schoenen maakten een
knarsend geluid op de tegelvloer: suiker die uit een zak was
gekieperd, tezamen met de rest van haar keukenkastjes.
Harry stond met open mond te kijken. De complete inhoud van haar
keukentje – blikjes, steelpannen, glazen potten, voedsel uit de
ijskast – lag op een hoop midden op de vloer. De besteklade was
omgekeerd over de hoop leeggegooid. De keukenkastjes stonden wijd
open en lieten lege planken zien. Het was als een maniakale
voorjaarsschoonmaak.
Harry zocht steun bij de deurpost. Wie doet er in vredesnaam
zoiets? Dillon liep hoofdschuddend in een kringetje om de berg
troep. Ze slaakte een zucht en liep de gang weer in om haar
slaapkamer te inspecteren. Het was er net zo’n puinhoop als in de
rest van het huis: laden ondersteboven gehaald, kleren door elkaar
gesmeten. Ze zou hier geen enkel kledingstuk meer van willen
dragen.
Het rode lampje van de telefoon naast haar bed knipperde. Een
zwijgende smeekbede om aandacht. Ze zag dat een haar bekend,
beduimeld boek met het omslag naar boven op haar bed terecht was
gekomen. Het was zo wijd opengeslagen dat de rug was gebroken, en
het lag erbij als een halfdood vogeltje. Toen ze het oppakte
fladderden er een paar bladzijden uit. Het was een cadeau van haar
vader voor haar twaalfde verjaardag: Hoe speel
ik poker om te winnen. Op de binnenpagina, zowel voor als
achter, stond een serie aantekeningen in blauwe viltstift. Het
waren verslagen van een paar spelletjes poker die ze met hem had
gespeeld. Ze had die gewoonte van hem overgenomen. Bij elke hand
had hij zorgvuldig aantekeningen gemaakt en opgeschreven met welke
kaarten er al gespeeld was. Hij vergat nooit een hand en hij werd
nooit voor een tweede keer op dezelfde manier afgebluft.
Ze was nog maar een jaar of zes, zeven oud geweest toen haar vader
haar meenam naar zijn pokeravondjes, waarbij hij vaak tot drie of
vier uur in de ochtend bleef zitten. Haar beste collectie
scheldwoorden had ze in die tijd opgepikt. Meestal viel ze op de
bank in slaap, met brandende ogen van de sigarettenrook. Toen ze
tiener was nam hij haar mee naar Londen voor de casino’s in Soho en
Picadilly. Het had toen allemaal zo volwassen en opwindend geleken,
maar bij nader inzien was hij eigenlijk gewoon een belabberde
vader.
Ze sloeg het schutblad van het pokerboek om. De inscriptie stond er
nog steeds in, zoals ze al wist.
Ze streek met haar duim over het handschrift met de grote letters.
Toen klapte ze het boek dicht en hield het met beide handen vast
zodat het niet in tweeën zou vallen.
Dillon stak zijn hoofd om de hoek van de deur. ‘Zowel je werkkamer
als je badkamer zijn overhoop gehaald.’
Harry vloekte. Ze had genoeg gezien. Ze legde het boek met een klap
op het nachtkastje en liep terug naar de huiskamer zonder op haar
pijnlijk kloppende knie te letten.
Dillon kwam achter haar aan. ‘Ik bel de politie.’
‘Nee laat maar, dat doe ik zelf wel.’
Dillon ijsbeerde door de kamer terwijl zij het wijkbureau van de
politie belde. Ze gaf de gegevens door aan de sympathieke
dienstdoende agent, die beloofde iemand langs te sturen. Daarna
verbrak ze met een nijdig gebaar de verbinding en graaide onder een
stapel boeken op de vloer totdat ze de Gouden Gids had
gevonden.
Dillon hield op met ijsberen. ‘Wat ga je nou weer doen?’
‘Slotenmaker.’ Ze klapte haar mobiel open en voerde op zakelijke
toon een gesprek met de slotenmaker, die haar verzekerde dat er
binnen tien minuten iemand voor de deur zou staan. Harry voelde
haar energie weer opflakkeren. Absurd hoe een plotse opleving van
activiteit je de illusie kon verschaffen dat je de zaken onder
controle had.
Ze leunde tegen de sofa en masseerde haar nek en schouders. Ze
voelden stijf en beurs, alsof er een flinke griep aan zat te komen.
Opeens herinnerde ze zich het knipperende lampje in haar slaapkamer
weer, en ze ging ernaartoe om haar berichten af te luisteren. Het
was er maar eentje. Ze herkende direct de schorre stem van haar
moeder, laag en hees na vele jaren van kettingroken.
‘Harry, met Miriam.’
Er viel even een stilte waarin ze haar moeder een trek van haar
sigaret hoorde nemen. Harry had haar moeder bij haar voornaam
aangesproken sinds ze van school af was gegaan. Alsof hun
moeder-dochterdynamiek door een stilzwijgende overeenkomst was
verdwenen zodra ze achttien was geworden.
‘Ik probeer je al de hele dag te bellen en ik krijg alleen maar dit
stomme apparaat te pakken,’ vervolgde Miriam. ‘Kun je alsjeblieft
een minuutje vrijmaken om me te bellen?’
Harry sloot haar ogen en kneep haar lippen tot een smalle streep.
Met een snelle druk op de knop wiste ze het bericht en liep terug
naar de huiskamer, waar Dillon nog steeds wachtliep.
Ze keek op haar horloge. ‘Het wordt al laat, hoor. Je kunt maar
beter richting huis gaan, je hoeft echt niet hier te
blijven.’
Dillon maakte een handgebaar in haar richting. ‘Ik blijf
hier.’
Er kneep iets samen in haar borstkas en ze besefte dat ze eigenlijk
heel blij was dat hij er was. Ze wierp nog een blik op de
vernielingen overal om haar heen en stond zichzelf toe een grens
over te steken.
‘Staat je aanbod nog van die cognac?’ Haar stem klonk iets luider
dan ze had bedoeld.
Dillon draaide zich om en wierp haar een blik toe met die half
opgetrokken mondhoek. ‘Natuurlijk. Zullen we er maar een dubbele
van maken? Het was me het dagje wel.’
Opeens bleef hij stilstaan naast het beschadigde schilderij, en
boog diep voorover om het goed te kunnen bekijken. Hij stak zijn
hand in het gat aan de achterzijde. ‘Waarom doet iemand
zoiets?’
Harry haalde haar schouders op en schudde haar hoofd.
Dillon keek de kamer rond. ‘Deze boel hier – het is net alsof ze
naar iets op zoek waren.’
Harry keek hem scherp aan. ‘Zo komt het wel over, hè?
‘Vind jij van niet dan?’
Ze zuchtte en wreef in haar ogen. Het was alsof er zand in zat.
‘Jawel, alleen hoopte ik dat ik ernaast zat.’
Ze gleed van de leuning van de bank en liep naar de keuken, waarbij
ze zo weinig mogelijk gewicht op haar pijnlijke knie zette. Leunend
tegen de deurpost staarde ze naar de ongeordende hoop op de
vloer.
Waar zaten ze in hemelsnaam achteraan?
Toen moest ze aan die man in het metrostation denken, die zijn hete
adem tegen haar oor had geblazen, en ze huiverde.
9
‘En, wat heb je gevonden?’ vroeg Leon.
Hij slikte en liet zijn vinger langs de binnenkant van zijn kraag glijden. Hij leunde tegen de achterdeur van de pub O’Dowd’s, en stond over zijn mobiel gekromd alsof hij kramp in zijn maag had.
‘Geen ruk,’ luidde het antwoord. ‘Ik had je
al gezegd dat het tijdverspilling was.’
Vanuit de bar aan de andere kant van de steeg klonk het gebulder
van stemmen. Ondanks het feit dat het buiten op straat flink
tochtte, stond Leon peentjes te zweten.
‘Weet je het zeker?’ vroeg hij.
‘Natuurlijk, eikel. Ik heb dat hele huis binnenstebuiten gekeerd om
het op een inbraak te laten lijken, maar er was niets te vinden.’
Er viel even een stilte. ‘En wanneer krijg ik mijn geld?’
‘Maak jij je nou maar geen zorgen over geld, oké? Je krijgt je
centen heus wel.’
Iemand deed de deur van het nabijgelegen herentoilet open, en Leon
ving een vleug desinfecteermiddelen en oude urine op. Hij draaide
zijn gezicht naar de muur en ging zachter praten.
‘Blijf bij haar in de buurt. Ik wil haar hele handel en wandel
weten. Maar kom niet te dichtbij: zodra je wordt ontdekt, is onze
deal van de baan.’
Hij verbrak de verbinding en liep naar de deur waar privétoegang op
stond. Voor de deur bleef hij stilstaan en veegde zijn handen af
aan zijn broekspijpen. Toen deed hij open en ging naar
binnen.
De kamer was zo groot als een cel en net zo smaakvol ingericht.
Onder het licht van een kaal peertje aan het plafond waren de muren
vaal en was het tapijt ontdaan van elke kleurnuance. Achter hem
viel de deur met een klik in het slot en elk geluid van buiten
klonk nu gedempt, alsof hij een vacuüm in was gezogen. Hij deed
enkele stappen in de richting van een met groen vilt beklede tafel
waar vier mensen aan zaten.
‘Wat doe je, Leon, speel je mee of niet?’ De dealer fronste naar
hem; zijn zongelooide gezicht was een en al rimpel. Hij heette
Mattie, en Leon had gehoord dat hij het grootste gedeelte van zijn
leven besteedde aan met andermans jachten over de Middellandse Zee
varen. De rest van de tijd zat hij aan de pokertafel.
Leon knikte en nam zijn plaats naast Mattie weer in. Hij zakte
onderuit op zijn stoel, sloot zijn ogen en masseerde zijn neusbrug.
Het enige geluid was het snipsnip van de
kaarten die werden gedeeld.
Hij had niet verwacht dat er helemaal niets in haar appartement te
vinden was. Er moest ergens een aanwijzing zijn naar dat geld. Waar
had die trut het verstopt?
Mattie legde de stapel kaarten met een klap op tafel. Leon kwam
overeind en probeerde zich op het pokeren te concentreren. Je kon
maar beter niet te verstrooid zijn bij een spel met zulke hoge
inzetten.
Ze speelden Texas Hold ’Em. Elke speler kreeg twee kaarten met het
gezicht naar beneden, die hij moest combineren met vijf kaarten van
de stapel om een pokerhand te krijgen. Normaal was dit Leons
favoriet, omdat je bij elke ronde wel een of andere loser geld uit
zijn zak kon kloppen. Maar deze avond voelde hij zich zelf de
loser. Als hij de volgende ronde niet zou winnen, zat hij flink in
de penarie.
Hij trok de twee kaarten naar zich toe en legde ze precies boven op
elkaar. Hij wierp een blik op de onderste kaart. Schoppen heer. Hij
keek naar de mensen om de tafel, maar niemand besteedde enige
aandacht aan hem. Nu liet hij de bovenste kaart een stukje van de
onderste afglijden, net genoeg om een hoekje te kunnen zien. Nog
een heer. Zijn hartslag deed een dansje en hij spande zich in om
niets te laten merken.
De speler naast hem wierp een handvol fiches op het midden van de
tafel. ‘Ik verhoog met duizend.’
Leon wierp hem een scherpe blik toe. Die kerel had de bouw van een
beroepsworstelaar, met naar achteren gekamd grijs haar in een
paardenstaart die tot halverwege zijn rug hing. Van zijn gezicht
viel niets af te lezen.
Leon zat opzichtig met zijn fiches te spelen, maar niet al te lang.
Met zijn twee onzichtbare heren was hij van plan een paar rake
klappen uit te gaan delen. ‘Die, plus nog een duizendje
erbij.’
Mattie schudde zijn hoofd en smeet zijn kaarten op tafel. De oude
kale man links van hem inspecteerde zijn twee kaarten en gooide ze
bij de troep van Mattie. Daarna was de beurt aan Adele, de enige
vrouw aan tafel. Leon had al eerder met haar gepokerd. Ze was blond
en begin veertig, altijd gekleed in fraaie mantelpakjes en ze
speelde nooit veel handen. Ze bestudeerde kort Leons gezicht en
ging mee.
Leon wachtte af of de Worstelaar besloot mee te spelen of te
passen. Wat had hij in zijn hand zitten, verdorie. Maar Leon was
niet in de stemming om het helemaal uit te dokteren. Sal Martinez
had het in een oogwenk kunnen berekenen, maar Leo kreeg hoofdpijn
van dat cijfergedoe. Het enige wat hij wist was dat er meer dan
achtduizend euro in de pot zat en dat het van vitaal belang was dat
hij dat geld ging winnen.
Dat hij met het geld van een klant zat te gokken, was ook niet je
van het. Hij had bij diverse bedrijven de boekhouding doorgenomen,
en zij hadden hem cheques voor de inkomstenbelasting gestuurd. Leon
had die moeten doorgeven aan de belastingdienst. Op de een of
andere manier had dat geld een onverwachte stop gemaakt in zijn
eigen binnenzak. Voor een paar daagjes maar.
De fiches van de Worstelaar kletterden op tafel. ‘Ik ga
mee.’
Leon haalde diep adem en liet zijn schouders ontspannen. Hij hoorde
de wervels in zijn nek kraken. Mattie legde de eerste drie
flop cards open op tafel, en de eerste van
de vijf communal kaarten. Een heer, een
drie en een vijf, elk van een andere kleur. Leon voelde een
siddering door zijn aderen schieten. Nu had hij drie
heren.
Adele keek naar haar kaarten en leek niet al te blij. Nu was de
Worstelaar aan de beurt. Met zijn handen maat baseballhandschoen
greep hij weer een vuist vol fiches en verhoogde de inzet met
tweeduizend euro.
Leon inspecteerde het gezicht van de andere man. Zijn
gelaatstrekken verraadden niets, behalve een klein kloppend adertje
op één ooglid dat op en neer wipte als een zandvlo. Meer had Leon
niet nodig. Hij wist dat die kerel een drie en een vijf in zijn
handen had, waarmee hij twee paar zou hebben. Daarmee kwam hij niet
boven zijn drie heren uit.
Hij had nog twee kaarten tegoed. Moest hij het er nu op wagen of
toch nog maar een keer de inzet verhogen? ‘Speel met de spelers,
niet met de kaarten,’ zou Martinez hebben gezegd. Maar Martinez was
op de keper beschouwd een speler met caprices. Leon had hem een
half miljoen zien winnen, om die een paar minuten later weer te
verliezen door te bluffen met een paar drieën.
Krijg ’t lazarus, met zelfvertrouwen had je de helft al gewonnen.
Leon verhoogde de inzet met drieduizend.
Adele liet haar kaarten op tafel vallen en zou de rest van het
pokerspel als toeschouwer uitzitten. De Worstelaar nam er de tijd
voor. Hij sorteerde zijn fiches, stapelde ze op tot hoge torens en
maaide die dan weer ondersteboven met één tikje van zijn kolossale
vingers.
‘Ik ga mee,’ zei hij uiteindelijk, en hij wierp Leon een lange,
uitdagende blik toe. ‘Het is nu tussen jou en mij.’
Zijn zelfingenomen houding beviel Leon voor geen meter. Er zat nu
twintigduizend euro in de pot, en achtduizend daarvan was van hem.
Of beter gezegd: van zijn klanten.
Leon voelde een knoop in zijn maag komen. Christus. Hij was
afgegleden tot het niveau waarop hij de winst van een paar
armzalige ondernemers inpikte. Hoe had hij zo diep kunnen zinken?
Negen jaar geleden verdiende hij miljoenen met de winstgevende
handel in voorkennis. Samen met de rest van het kartel streken ze
in één jaar vijfentwintig miljoen euro op. Stuk voor stuk
lucratieve deals. Tot de Sohoran-deal, natuurlijk. Die klootzak van
een Martinez.
Hij haalde diep adem en probeerde zijn aandacht bij het pokerspel
te houden. Hij had zich nog steeds niet geschoren en rook zijn
eigen zure lichaamsgeur. Het was tijd om de vierde communal card om te draaien. Mattie legde hem
omgekeerd op tafel. Alweer een vijf. Leon bleef doodstil zitten. Er
lagen nu een heer, een drie en twee vijven op tafel. Daarmee had
hij een full house van heren en vijven.
De Worstelaar schoof een stapel fiches naar de pot.
‘Vijfduizend.’
Leon zag de gespannen trek om de mond van de andere man, en hij
wist dat hij nog steeds in het voordeel was. De Worstelaar kon
misschien drie vijven in zijn hand hebben of een full house met de
drieën maken, maar meer ook niet. Hij ging mee.
Nu was de river card aan de beurt, de
vijfde en laatste kaart. Leon keek toe hoe Mattie een vijf
tevoorschijn haalde.
Shit. Nu lagen er drie vijven op tafel. Hij keek de Worstelaar
onderzoekend aan en probeerde zijn gezicht te lezen. Zou hij die
andere vijf in zijn hand kunnen hebben?
Het voorhoofd van de Worstelaar glansde in het licht van de lamp
die boven de tafel hing. Hij leek wel een wassen beeld dat langzaam
aan het smelten was. Nu schoof hij de hoogste toren met fiches naar
voren. Zesduizend euro. Het midden van de tafel begon eruit te zien
als een maquette voor een stad van wolkenkrabbers.
Leon staarde naar de pot. Er zat nu meer dan vijfendertigduizend
in. Hij begon bijna luidkeels te jammeren. Die dertienduizend die
hij erin had gestopt, waren niet meer van hem. Ze zaten in de pot
en om er nog meer van zijn eigen geld tegenaan te gooien, zou
ronduit stompzinnig zijn. Een verstandig man zou het opgeven en
weglopen.
Leon pakte zijn laatste fiches en legde die boven op de pot. ‘Ik ga
mee.’
Zijn ogen boorden zich in die van de Worstelaar. Het moment was
aangebroken om al hun kaarten op tafel te leggen. De Worstelaar
ging als eerste. Bijna als in slow motion draaide hij de bovenste
kaart om. Klaver drie. Tot dusver zou hem dat alleen maar een full
house met vijven en drieën opleveren. Het zweet gutste Leon langs
de rug. Hij staarde compleet gebiologeerd naar de tweede kaart. De
Worstelaar keerde ’m om: ruiten vijf. De enige kaart in de hele
stapel die hem de loef kon afsteken.
Leon zonk terug in zijn stoel. Tering. Vier onverslaanbare vijven.
De misselijkheid kronkelde als een paling door zijn maag. Zijn
hoofd begon te bonzen en zijn gezichtsveld begon aan de randen te
vervagen. Die klootzak van een Martinez – het was zijn schuld dat
hij hier zat. Hij had alles kapotgemaakt. Leon knarste met zijn
tanden en slikte een woedende schreeuw in. Die dochter van hem
verdiende wat hij voor haar in petto had. Dubbel en dwars.
10
‘We zijn er met een kwartiertje,’ zei Dillon.
Door de manier waarop hij zijn motor opjoeg geloofde ze hem graag. Hij scheurde naar de buitenste rijstrook en ze klemde zich met twee handen aan het autoportier vast. Mocht het hem al opvallen dat ze zich schrap zette voor de naderende klap, dan liet hij dat niet merken.
De Lexus zoefde over de vrije rijbaan, en al snel voelde ze haar ledematen ontspannen. Het was lekker warm in de auto en het gemurmel van de motor werkte hypnotiserend. Harry sloot haar ogen.
Thuis was ze meer dan een uur bezig geweest met de politie. Er waren twee agenten langsgekomen. De ene politieman was dezelfde als die van Pearse Station, en de andere was een rechercheur in burger die niet aan haar werd voorgesteld. De jongere had het woord gevoerd. De ander had haar alleen maar bekeken met zijn bedaarde grijze ogen, terwijl ze antwoord gaf op de vragen over de inbraak en uitlegde hoe ze voor die trein was gevallen.
Harry ging verzitten. Ze voelde haar benen zwaar worden en begon een beetje weg te dommelen. Tegen de tijd dat ze haar ogen weer opende, was het al pikkedonker en de snelweg had plaatsgemaakt voor een provinciaal landweggetje met heggen aan weerszijden.
Dillon nam gas terug en zwenkte tussen een
paar gietijzeren hekken door. ‘We zijn er.’
Harry tuurde door het raam. Van de poort tot aan de voordeur was de
oprijlaan elektrisch verlicht: als toneellampen beschenen de
lichtbundels van onderaf de bomen en de struiken.
Dillon parkeerde de auto en Harry kroop eruit, zich vergapend aan
het huis dat de hoofdrol opeiste. Het was in de vorm van een
gigantische L gebouwd, met een spits toelopend dak en dakkapelramen
die als twee ogen op haar neerkeken. Ze rook het geurige cederaroma
van de coniferen, die als wachtposten naast de voordeur
stonden.
‘Bevalt ’t?’ vroeg Dillon.
Harry draaide zich naar hem om. Hij stond haar met een vergenoegd
lachje om zijn lippen aan te kijken, duidelijk ingenomen met haar
reactie op zijn magnifieke onderkomen.
Ze trok haar wenkbrauwen op. ‘Ben je aan het pronken?’
‘Misschien,’ antwoordde hij schouderophalend. ‘Wat kan ik zeggen?
Rijk zijn heeft weinig zin als je niet weet hoe je je geld moet
uitgeven.’ Hij legde zijn handpalm lichtjes op haar rug en leidde
haar naar de voordeur. ‘Kom, we gaan dat beloofde glaasje cognac
voor je inschenken.’
De entreehal alleen al was net zo groot als haar appartement.
Dillon nam haar mee naar een kamer aan de achterkant van het huis.
Harry aarzelde. Opeens was ze zich erg bewust van haar
uiterlijk.
‘Moet ik niet eerst even douchen? Ik voel me nogal
smerig.’
Dillons mobiel ging voordat hij antwoord kon geven. Hij keek op het
display.
‘Ashford, van kwc. Daar kun je maar beter bij blijven.’ Hij nam het
telefoontje aan. ‘Met Dillon Fitzroy.’
Terwijl hij naar de stem aan de andere kant van de lijn luisterde,
hield hij zijn ogen op de vloer gericht. Harry probeerde zijn
gelaatsuitdrukking te peilen, en toen ze zich afvroeg wat Ashford
te vertellen kon hebben begon iets in haar binnenste zich te
roeren. Maar opeens herinnerde ze zich die kwaadaardige Felix weer,
en ze stak haar kin in de lucht.
‘Hartelijk dank voor uw begrip.’ Dillon wierp haar een wrange blik
toe. ‘Helaas is Harry betrokken geraakt bij een soort ongeval, maar
ik zal maandagochtend direct een andere medewerker inzetten.’ Zijn
gezicht vertrok even bij het antwoord aan de andere kant van de
lijn. Harry maakte protesterende handgebaren. Ze kon die klus echt
wel zelf afmaken, verdorie. Maar Dillon negeerde haar.
‘O nee, alles in orde met haar, het was niets ernstigs.’ Hij wierp
een raadselachtige blik in haar richting. ‘Ja, echt. Nee, ze is
niet opgenomen. Maandag kan ze de zaken prima overdragen aan Imogen
Brady.’ Na enkele afrondende zinnen verbrak hij de verbinding en
staarde haar aan.
Harry hield haar kin omhoog. ‘Ik kan die inbraaktest echt wel
doen.’
‘Laten we de zaken niet op de spits drijven, goed?’
‘Wat zei hij verder?’
‘Hij putte zich uit in verontschuldigingen over wat er vandaag is
gebeurd en zei dat het beslist niet jouw fout was.’ Hij sloeg zijn
armen over elkaar en monsterde haar van onder tot boven. ‘Hij
maakte zich nogal bezorgd om je gezondheid, en hij was warempel
geschokt dat je bij een ongeluk betrokken was geraakt. Kennen
jullie elkaar soms?’
Harry fronste haar wenkbrauwen en schudde haar hoofd. Toen verdween
de rimpel weer uit haar voorhoofd. ‘Hij kende mijn vader. Blijkbaar
waren ze vroeger goede maatjes.’
‘Aha.’ Dillon keek op zijn horloge. ‘Ik moet nog even wat mensen
bellen. Neem jij maar een bad, als je wilt. De trap op, tweede deur
links. In de kast vind je genoeg kleren.’ Hij liep een kamer achter
hem in en was verdwenen.
Harry ging de trap op en bekeek zichzelf in de wandspiegels. Haar
haar zat alsof ze net uit bed kwam, ze had zwarte strepen op haar
gezicht en haar kleren waren gekreukt. Ze had in vijfsterrenhotels
gelogeerd die niet half zo chic waren als dit huis. Ze smeet haar
schoudertas op het enorme tweepersoonsbed en wilde er net languit
op gaan liggen toen haar mobiel ging.
‘Hallo?’
‘Goedendag, u spreekt met Sandra Nagle van de klantenservice van de
Sheridan Bank. Spreek ik met mevrouw Martinez?’
Harry trok de telefoon van haar oor alsof het apparaat haar huid
had geschroeid. Shit. Het was die helpdesksupervisor met wie ze die
middag nog in de clinch had gelegen. Had ze haar soms opgespoord en
wilde ze haar nu een fikse veeg uit de pan geven? Toen herinnerde
Harry zich dat de vrouw haar niet kon zien en drukte de telefoon
weer tegen haar oor.
‘Mevrouw Martinez?’
‘Pardon, ja, daar spreekt u mee.’ Harry ging op de rand van het bed
zitten.
‘Volgens onze administratie hebt u een ongewone mutatie op uw
lopende rekening. Kan ik de details even met u
doornemen?’
Harry knipperde met haar ogen. ‘Ongewone mutatie?’
‘Ik wil slechts het bedrag verifiëren van de storting die u vandaag
hebt gedaan.’
‘Welke storting?’
Er viel even een stilte. ‘Volgens onze administratie is er
vanmiddag twaalf miljoen euro op uw bankrekening
gestort.’
Harry sperde haar ogen wijd open. ‘Is dit een grap?’
‘Klopt dat bedrag?’
Was dat mens niet goed snik of zo? ‘Natuurlijk klopt dat niet. Ik
heb niets gestort.’
‘Misschien heeft iemand anders dat gedaan?’
Iemand anders. Er kroop iets kouds Harry’s maag in. ‘Ik weet niets
van dat geld af. Er staat vast wel ergens bij u in de boeken waar
dit geld vandaan komt.’
Sandra schraapte haar keel. ‘Nou, ik vrees dat dat nu juist zo
ongewoon is aan deze transactie.’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Het schijnt dat onze gegevens niet helemaal volledig zijn. Ik kan
uw recente transacties hier op het beeldscherm voor me zien, en de
storting staat er ook bij, maar er staat verder helemaal geen
informatie bij. Normaal kunnen we zien of zoiets per cheque is
gegaan of per internetbankieren, enzovoorts, maar hier is dat veld
open.’
‘Staat er helemaal niets bij? Geen nummer van een filiaal? Een
naam?’
‘Nee, helemaal niets. Alleen dat bedrag. Twaalf miljoen.’
Harry wipte op en neer op bed. Wat was hier in vredesnaam aan de
hand?
‘Die twaalf miljoen euro zijn niet van mij,’ zei ze. ‘En ik wil dat
geld ook niet op mijn rekening hebben.’
Ze kon bijna horen hoe de vrouw aan de andere kant van de lijn zich
schrap zette.
‘Daar kan ik helaas niets aan doen,’ zei Sandra. ‘Het geld is naar
uw rekening overgemaakt.’
‘Wat belachelijk.’ Harry sloot haar ogen en kneep in haar neusbrug.
‘Mensen maken niet zomaar twaalf miljoen over zonder ergens een
spoortje na te laten. Voeren jullie geen limietcontrole uit van wat
er bij jullie binnenkomt en weer naar buiten gaat? Zet niemand
vraagtekens bij dit soort bedragen?’
‘In de regel wel, daarom bel ik u nu ook.’ Sandra praatte alsof ze
haar kiezen op elkaar had geklemd. ‘Het is duidelijk dat deze
transactiegegevens niet kloppen en ik zal meteen de afdeling
Systeemcontrole erop zetten. Maar in de tussentijd moet het geld op
uw rekening blijven staan.’
‘Kunt u misschien een afschrift mailen? Ik zou hier graag een
bewijs van willen zien.’
‘Vanzelfsprekend.’ Wat een servicegerichte tante.
Harry verbrak de verbinding. Ze greep haar schoudertas, haalde haar
laptop eruit en stak de stekker in de wanddoos van de
telefoonaansluiting. Binnen enkele minuten was ze online en ze
logde in op haar Sheridan-account. Ze klikte op ‘saldo opvragen’ en
staarde naar het scherm. Toen vernieuwde ze het scherm voor nog een
check. Zelfde antwoord.
€ 12.000.120,42
Harry liet zich op het fluweelzachte bed terugzakken. Dit moest een fout zijn, een misser in de papierwinkel van de bank. Zulke dingen kwamen toch wel eens voor?
Ze bestudeerde haar handpalmen. De wondjes van de kiezelstenen leken op de beet van een rij tanden. Ze zuchtte en ging weer rechtop zitten. Wie nam ze nou in de maling? Misschien wilde ze er niet aan, maar alles wat haar vandaag was overkomen had met elkaar te maken. En haar gevoel zei dat het met haar vader te maken had. Als ze eerlijk tegen zichzelf was, had ze dat al geweten vanaf het moment dat die griezel bij de trein haar iets in het oor had gefluisterd. Sinds de arrestatie van haar vader had de naam Sohoran een bepaalde betekenis.
Ze herinnerde zich de krantenkoppen: Insiderkartel betrokken bij Sohoran-fraude; kwc kartelvoorman aangeklaagd door Stock Exchange. Ze voelde een harde, brandende knoop in haar borstkas. Dat was nu bijna acht jaar geleden: op 7 juni 2001, om precies te zijn. Het was de dag waarop de luiken tussen haar en haar vader voorgoed werden dichtgeslagen.
Maar welke ellendeling had twaalf miljoen euro op haar rekening gestort? Haar vader zeker niet. Hij zat achter slot en grendel in Arbour Hill, en ze betwijfelde of de gevangenen daar het voorrecht van internetbankieren genoten. Ze klapte haar laptop dicht. Niet alleen had iemand een smak geld naar haar rekening overgemaakt, diegene had het ook nog eens gepresteerd om geen spoor achter te laten. Dit sloeg nergens op.
Ze hees zich van het bed af en liep naar de belendende badkamer. De ingewikkeld uitziende jacuzzi was nu te vermoeiend en ze liep regelrecht naar het ingebouwde hoekbad en draaide de kranen wijd open.
Harry trok haar kleren uit en bekeek zichzelf in de lange spiegel. Haar benen waren bezaaid met blauwe plekken, als verkleurende bananen. In haar beroete gezicht stonden haar ogen hol en gejaagd, en er liepen lange krassen over haar wangen. Ze leek wel op zo’n verschoppeling die ze vroeger altijd de schoorsteen in lieten klimmen.
Ze liet zich centimeter voor centimeter in het dampende water zakken. Daarna sloot ze haar ogen en liet haar gedachten de vrije loop. Ze dacht niet aan haar vader en ook niet aan de twaalf miljoen euro, maar aan Dillon. En dan niet de Dillon die op dit moment deals zat te beklinken aan de telefoon, maar aan de eenentwintigjarige jongen die ooit bij haar in de slaapkamer had gezeten en haar hand had vastgehouden.
11
‘Waarom wil je hacker worden?’
De dertienjarige Harry zocht verwoed naar een antwoord waarmee ze indruk kon maken op deze donkerharige, aantrekkelijke jongen met die halve grijns. Ze kon er niet zo snel een verzinnen, dus vertelde ze de waarheid maar.
‘Omdat ik het kan.’
Ze wachtte op een reactie, maar kreeg er geen. In plaats daarvan leek hij in beslag te zijn genomen door de verzameling soldeerbouten en schroevendraaiers waarmee de planken in haar slaapkamer waren bezaaid. Hij was van top tot teen in het zwart gekleed, als een jonge priester, en zijn pony viel zwaar over zijn dikke wenkbrauwen. Had ze maar niet dat schooluniform aan, met die lelijke veterschoenen.
Haar moeder had hem naar haar kamer gebracht en ze gedroeg zich alsof de fbi bij hen op de drempel was verschenen. Nadat hij zich had voorgesteld als Dillon Fitzroy en had verteld dat hij onderzoeken uitvoerde in opdracht van de Dublin Stock Exchange, had Harry een kriebelende angst langs haar ruggengraat voelen gaan.
Ze keek toe hoe hij een van de
schroevendraaiers oppakte en met het uiteinde tegen zijn andere
hand had getikt.
‘Hoe kom je op de naam Pirata?’ vroeg hij, refererend aan haar
hackerpseudoniem.
‘Pi-rrata,’ corrigeerde Harry, en liet de ‘r’ rollen als een
geweersalvo. ‘Dat is Spaans voor piraat.’
Opeens klonk dat heel erg kinderachtig, maar hij knikte alsof ze
een weloverwogen keuze had gemaakt. Hij hield haar blik vast en om
zijn mond speelde een leuk lachje. ‘Mag ik je deze vragen
stellen?’
Ze knikte en voelde haar wangen branden. Ze ging op haar bed zitten
en terwijl ze naar die stomme schoenen aan haar voeten staarde
probeerde ze met pure wilskracht die rode kleur van haar konen te
jagen. Ze was zich pijnlijk bewust van haar moeder die aan de
andere kant van de deur hun gesprek woord voor woord stond af te
luisteren.
Dillons blik gleed door het vertrek. Hij bestudeerde de chaos van
gesloopte computers en gedemonteerde radio’s. ‘Ben je iets aan het
knutselen?’
Ze probeerde zo achteloos mogelijk haar schouders op te halen.
‘Sluit me op in een kamer met een doos waar een paar kabels
uithangen, en ik trek ’m uit elkaar.’ Meteen had ze spijt van haar
spraakzaamheid en ze beet op haar onderlip. Er hing haar iets boven
het hoofd en dat besefte ze maar al te goed.
Dillon trok de stoel onder het bureau vandaan. Op de zitting lag
een groot, rood pakket. Harry graaide het snel weg voor hij het zou
pakken en hield het stevig op haar schoot geklemd. Hij ging met
zijn armen over elkaar tegenover haar zitten.
‘Je hebt geen idee wat ik hier doe, of wel?’ vroeg hij.
Nou begon het. Ze bleef naar de vloer staren. ‘Jawel.’
‘Mag ik een kijkje nemen?’ Hij maakte een handgebaar in de richting
van haar pc.
Ze schudde haar hoofd, maar hij had zich al omgedraaid en keek naar
het scherm. Zijn vingers vlogen razendsnel over het toetsenbord.
Harry schoof steeds verder naar voren op bed, totdat ze kon zien
wat hij daar uitvoerde. Op het scherm verschenen allerlei gegevens,
terwijl hij door de harde schijf wroette en haar hackermateriaal
inspecteerde.
‘Jullie wonen hier leuk,’ zei hij zonder haar aan te
kijken.
Harry trok haar wenkbrauwen op. ‘Best wel. We zitten hier nog maar
een jaar.’ Ze keek naar de gordijnen van witte tule en het
beddengoed met kant. Het was de kamer van een prinsesje. Het was
van de zotte dat ze die krappe zolder miste die ze samen met
Amaranta had gedeeld, met die smalle slaapbankjes en het springtouw
dat haar zusje over de vloer had gespannen om ieders territorium af
te bakenen. Maar haar vader had die nieuwe baan gekregen. Haar
moeder had voortdurend vinnig commentaar geleverd op de manier
waarop zijn loopbaan bij Schrodinger was beëindigd, maar haar vader
had gezegd dat het deze keer allemaal anders zou zijn. Daar had hij
in elk geval gelijk in gekregen.
Ze wendde zich weer naar Dillon en zag dat hij naar haar keek. Hij
liet zijn blik over haar schooluniform glijden en bleef steken bij
die schoenen waarin het net leek alsof ze horrelvoeten had. Vol
afschuw sloot ze haar ogen. ‘Ben je ook van school veranderd?’
vroeg hij, en hij verlegde zijn aandacht weer naar het
beeldscherm.
Zodra ze aan haar school dacht, begon er iets in haar binnenste te
knagen. Ze haalde haar schouders op en zette het soort gezicht op
dat het allemaal niets voorstelde.
‘Dat wel, maar ik heb daar geen problemen mee. Het enige is dat ze
het daar altijd over skivakanties en merkkleding hebben.’ Ze ging
zachter praten en knikte in de richting van de deur. ‘Mama vindt
dat ik meer met vriendinnetjes moet optrekken.’
‘Moeders zijn niet snel tevreden.’
Ze wierp hem een snelle blik toe, maar ze bespeurde geen greintje
spot in zijn donkere ogen.
Hij wees op het pakje op haar schoot. ‘Kerstcadeautje?’
Ze legde het opzij. ‘Dat is voor papa. Ik moet het hem nog
geven.’
‘Is hij weg?’
‘Hij ging pokeren op kerstavond. Met een dag of twee is hij wel
weer terug.’
Dillons handen bleven in de lucht steken. ‘Hij was er niet met
kerst?’
‘Hij is er bijna nooit met Kerstmis,’ zei Harry en ze haalde haar
schouders op.
Dillon zei niets. Ze schoof het pakje over het bed zodat de inhoud
rammelde. Ze had een complete pokerset voor haar vader gekocht:
zeshonderd plastic fiches, twee stokken kaarten en een dikke
handleiding, alles verpakt in een glanzend zwarte, speciale
pokerdoos. Ze had er maanden voor moeten sparen.
Dillon keek weer naar het beeldscherm. Hij kneep zijn ogen samen
terwijl hij door een van haar bestanden ging, en Harry keek mee op
het scherm om te zien wat zijn aandacht had getrokken. Het was de
code voor een van de hackerinstrumenten die ze zelf had
ontworpen.
Met een staccatoaanslag op de toetsen sloot Dillon het bestand en
opende een ander. Hij ging er eerst snel doorheen, en liep daarna
de inhoud regel voor regel door. Hij floot zachtjes en zijn blik
was aan het scherm vastgekleefd.
Hij wees op een regel in het programma. ‘Wat doet dat
hier?’
Harry las het door en begon toen haar ontwerp uiteen te zetten; ze
struikelde over haar woorden in haar haast om al haar ideeën te
kunnen overbrengen. Ze moest over hem heen buigen om bij haar
toetsenbord te komen en ze werd zich bewust van de warmte van zijn
lichaam en de licht kruidige zeep die hij gebruikte.
Toen ze klaar was keek hij haar een tijd aan en speurde haar
gezicht af. ‘En dit heb je helemaal in je eentje
bedacht?’
‘Ja.’ Harry haalde diep adem. ‘Mag ik jou nu een vraag
stellen?’
‘Ga je gang.’ Zijn ogen lieten haar niet los.
‘Hoe heb je me gevonden?’
‘Dat was niet zo moeilijk. Je had op het prikbord te veel van je
wapenfeiten prijsgegeven. De jongens van de beveiliging controleren
die dingen voortdurend. Als je te lang online blijft, kunnen we je
ook vinden.’
Harry voelde zich betrapt. Zo simpel was het dus. Ze was niet
voorzichtig geweest. Aan de andere kant was ze het ook niet gewend
om dingen te moeten verbergen.
Dillon typte nog wat in en sloot daarna de bestanden. Toen draaide
hij zijn stoel zodat hij haar recht aankeek. Hij pakte de
schroevendraaier weer op en liet hem over het bureaublad
draaien.
‘Je hebt lopen sjoemelen met gegevens die eigendom zijn van de
Dublin Stock Exchange,’ zei hij. ‘Weet je wat er is gebeurd toen ze
het lek ontdekten?’
‘Nee.’
‘De netwerkbeheerder is bijna zijn baan kwijtgeraakt.’ Dillon boog
zich met een strenge blik naar voren. ‘Hij is nog maar
vierentwintig jaar en zijn vrouw is zwanger.’
Harry liet haar hoofd hangen. Haar huid prikte alsof ze een of
andere nare uitslag had. ‘Ik heb er niet bij nagedacht. Het leek
zo’n onbenullige handeling.’
Dillon schudde zijn hoofd. ‘Je loopt niet zomaar te knoeien met
computers, je bent andermans leven aan het verknoeien.’
Ze durfde hem niet aan te kijken. ‘Het spijt me,’ zei ze.
‘Wat voor systemen heb je nog meer kapotgemaakt?’
Haar hoofd schoot met een ruk overeind. ‘Ik heb nog nooit eerder
zoiets gedaan. Ik maak niks kapot, ik neem alleen maar een
kijkje.’
Hij keek haar even aan. Ze kon niet zeggen of hij haar woorden
geloofde. Toen gooide hij de schroevendraaier met een kletterend
geluid op haar bureau en sloeg zijn armen over elkaar alsof hij
iets had besloten. ‘Prima. Nu ik heb gezien hoe je als hacker te
werk gaat, wil ik ook weten waarom je dat doet,’ zei hij.
‘Maar dat heb ik je al verteld.’
‘Nietwaar. Je hebt een uitvlucht verzonnen. Ik vraag het je nog een
keer: waarom wil jij zo graag hacken?’
Harry kon zo gauw geen antwoord verzinnen. Wat wilde hij nou
precies weten? Het was net alsof ze in de schoolbanken zat en de
leraar een reeks vragen op haar afvuurde die haar naar een bepaald
antwoord moesten leiden. Maar welk?
Ze probeerde haar gevoel te analyseren als ze aan zo’n hack begon.
‘Nou, misschien vind ik het leuk om me toegang tot verboden
plaatsen te verschaffen.’
‘Dus je houdt wel van een gokje. Waarom? Voel je je dan
machtiger?’
Harry dacht aan hoe haar nekhaartjes overeind gingen staan zodra ze
besefte dat ze op het punt stond een systeem binnen te dringen. Ze
dacht aan de opwinding die als een drug door haar aderen stroomde
als ze de poort naar iemands netwerk had ontsloten. Dillon had
gelijk. Hacken gaf haar een gevoel van macht, op een manier die
geen enkel ander aspect van haar leven haar kon verschaffen. Maar
er was nog iets.
Ze schudde haar hoofd. ‘Ik denk dat het meetelt. Maar meestal
geloof ik mensen gewoon niet als ze me vertellen dat hun systeem
potdicht is. Dat het in de handleiding staat, wil nog niet zeggen
dat het waar is.’ Ze wreef over haar neus alsof ze daarmee haar
gedachten kon ordenen. ‘Ik weet gewoon dat er altijd wel een weg
naar binnen te vinden is als ik het maar lang genoeg blijf
proberen.’
‘Dus het gaat jou om de technologie? Je wilt ontdekken wat je ermee
kunt doen?’
‘Hmmm… in zekere zin. Het is alsof… Ik weet niet…’ Ze keek hem aan.
‘Het is alsof je de waarheid vindt.’
Dillons ogen gloeiden en hij bleef een poos stil zitten. ‘Dat is
precies waar hacken om draait. Het is een zoektocht naar de
waarheid.’
Hij boog zich naar voren, legde zijn ellebogen op zijn knieën en
drukte zijn handpalmen tegen elkaar. Zijn gezicht was maar een paar
centimeter van het hare verwijderd.
‘Mensen denken dat hacken met vernietiging te maken heeft, maar
niets is minder waar. Het gaat om het onderzoeken van technologie,
het ontdekken van zijn grenzen en het delen van informatie. Een
echte hacker weet met zijn manier van denken de regeltjes uit de
boeken te overstijgen, of datgene wat ze hem hebben aangeleerd. Hij
vindt een manier om dingen te bewerkstelligen waar het
conventionele denken tekortschiet.’ Dillon hield haar blik vast.
‘Hacken is een goed ding. Het zijn de mensen die slecht
zijn.’
Hij nam haar handen in de zijne. Ze voelde een hete golf door haar
lichaam trekken en in haar borstkas fladderde iets rond.
‘Je moet hacken beschouwen als een lifestyle,’ zei hij. ‘We hacken
niet zomaar computers, wij hacken met ons hele wezen.’ Hij gaf haar
handen een kneepje om zijn woorden te benadrukken, en zijn ogen
brandden in de hare. ‘Laat je nooit beperken door wat anderen je
opdragen. Accepteer nooit zomaar hun versie van hoe de dingen
moeten gaan.’
Harry luisterde geboeid. ‘Beperken’. Dat omschreef precies hoe ze
zich elke minuut van de dag voelde. Onder de plak bij een moeder
die ze voortdurend teleur leek te stellen; gestigmatiseerd op een
school waar ze niet mee kon komen. Ze zag opeens in dat hij haar
vertelde hoe ze met haar leven kon omgaan.
Opeens liet Dillon haar handen weer los en leunde naar achteren,
alsof hij verlegen werd van zijn eigen geestdrift. ‘Einde lezing.
Bedankt voor het praatje.’ Hij sprong overeind en liep naar de
deur. ‘Ik kom er wel uit.’
Harry stond op, verward door deze plotse verandering. ‘Wacht even –
wat gaat er nu gebeuren?’
Dillon trok zijn schouders op. ‘Niets, waarschijnlijk. Ik moet je
ouders op de hoogte brengen van wat je hebt uitgespookt, maar
niemand zal een aanklacht tegen een meisje van dertien indienen.
Maar als je het nog een keer doet, heb je een probleem.’
Hij had zijn hand op de deurklink en bekeek haar van onder tot
boven, met ietwat koortsige ogen. ‘Op een dag heb ik mijn eigen
zaak, met de beste technici ter wereld.’ Zijn lippen krulden en hij
gaf haar een knipoogje. ‘Als je lang genoeg uit de bajes weet te
blijven, neem ik je misschien wel in dienst.’